
4 oktober 2015
Overweging 4 okt.
Lezingen: Genesis 2,18-24
Hebreeën 2,9-11
Mc. 10,2-16
‘Leven in verbondenheid’ is het motto van deze viering. Daar ben ik erg blij mee. De 1ste en 3de lezing hebben namelijk een zeer beperkt thema over het huwelijk, met name over de mislukking daarvan, over de scheiding, de wegzending. Dit is een thema voor een meer beperkt publiek. Hier en zeker In een klooster moet de overweging ruimer zijn. De titel op onze liturgie wijst ons in die ruimere richting: ‘Leven in verbondenheid’. Leven in sociale contacten.
Dat is de opzet van onze gids Jezus Christus. Hij pleit voor het leven in verbondenheid met elkaar.
Niet egocentrisch, in je zelf opgesloten leven, maar open naar buiten, naar de omgeving, naar medemensen. ‘Mensen hebben mensen nodig.’ “Om mens voor een mens te zijn wordt iedereen geboren.’ Jezus is juist gekomen, om de eenheid te bevorderen: “Mogen allen één zijn” is daarom zijn dringende bede. Hij is komen om alles samen te brengen, te verenigen, in vrede.
Daarbij sluit de eerste zin van onze kloosterregel aan. Zo begint de Regel van Augustinus: ‘Eén van hart en één van ziel op weg naar God’.
Jezus wil dus verbondenheid, samen, eenheid. Tussen mensen onderling. Tussen God en mensen.
Tussen mensen en de natuur. Dat is de diepere inhoud van de vrede, die Hij overal brengen wil.
Daarom is het belangrijkste gebod in zijn leer: de liefde. Dat kan ook moeilijk anders. De liefde is als cement dat eenheid bouwt, dat samen bindt, mensen verenigt.
Het is wel eigenaardig: dat Jezus liefde tot een gebod maakt. Kan liefde een gebod zijn? Dat kan alleen maar als je liefde in een bepaalde betekenis neemt, als je liefde interpreteert als respect, als eerbied, als ontzag voor elke mens, omdat elke mens mens is, met menselijke waardigheid geschapen. Ook al gedraagt hij zich niet altijd als mens, volgens die waardigheid. Hij moet wel als mens behandeld worden. Zelfs de grootste misdadiger heeft daarin nog recht op een eerlijk, menselijk proces. Deze betekenis van liefde geldt ook voor de liefde voor de natuur. Respect voor de schepping , eerbied voor de natuur, voor flora en fauna. Hier wordt dan een beroep gedaan op de rede, op erkenning in alle redelijkheid. Op de wil om elke naaste te zien als medemens..
Liefde wordt in liederen en gedichten gewoonlijk in een andere betekenis gebruikt. Liefde die opbloeit op grond van gevoelens – uit het hart: vriendschap, verliefdheid in de huwelijksband. Dat geeft een zeer speciale verbondenheid. Deze liefde kun je niet gebieden; deze liefde kan geen gebod zijn. Deze liefde ontstaat plotseling, als een oplaaiende vlam, als een vuur van de genegenheid.
Wat voor alle sociale relaties geldt: ze moeten goed onderhouden worden. Je moet er zuinig op zijn. Je moet er de nodige tijd aan besteden. Sociale contacten zijn zeer waardevol.
De Boeken van de wijsheid, met name die van Jezus Sirach, hebben daar prachtige teksten over:
“Een trouwe vriend is als een veilige schuilplaats.
Wie er een gevonden heeft, heeft een schat gevonden.
Een trouwe vriend is onbetaalbaar.
Tegen zijn waarde weegt niets op.
Een trouwe vriend is een krachtig medicijn,
Wie ontzag heeft voor de Heer vindt zo’n vriend.
Wie ontzag heeft voor de Heer zoekt de juiste vrienden uit,
Zoals hij zelf is, zo zijn zijn vrienden. “ Jezus Sirach.6,14-17
Deze relaties zijn kostbaarder dan alle bezittingen. Vriendschappen zijn dan ook geen bezittingen, maar gaven. Kwetsbare gaven dat wel. Ze kunnen gemakkelijk in scherven vallen. Je moet er daarom voorzichtig mee omgaan. Jezus Sirach heeft daar goede tips voor:
“Wissel een vriend niet in voor geld.” 7,18
“Wie een oog treft, doet tranen vloeien.
Wie het hart raakt, verdrijft vriendschap.
Wei een steen naar vogels gooit, jaagt ze weg.
Wie een vriend kwetst, maakt een einde aan de vriendschap.” 22,19-20.
In Johannes 15,14-15 zegt Jezus Christus dat Hij een relatie met ons gesloten heeft. Een altijddurend verbond. Jezus noemt ons daarom zijn vrienden en vriendinnen.
“Gij zijt mijn vrienden, als gij doet wat Ik u gebied. Ik noem u geen dienaars meer, want de dienaar weet niet wat de Heer doet. Maar u heb ik vrienden genoemd, want Ik heb u alles meegedeeld, wat ik van de Vader heb gehoord.”.
Hier komt een ander aspect van de vriendschap naar voren. Vrienden hebben geen geheimen voor elkaar. Vrienden zijn open voor elkaar. Mededeelzaam. Dit is een kwestie van vertrouwen. Maar deze gemeenschappelijkheid maakt ook kwetsbaar.
‘Wie geheimen verklapt, verspeelt het vertrouwen,
En vindt nooit een vriend naar zijn hart.
Houd van uw vriend en blijft hem trouw.
Maar als ge zijn geheimen verklapt hebt,
loop dan maar niet meer achter hem aan.
Zoals gij een vogel uit uw hand hebt laat ontsnappen,
Zo hebt gij uw naaste laten schieten en vangt gij hem niet meer.” Sirach 27, 16-18
“Wie geheimen verklapt, heeft niets meer te hopen.” Sirach 27,21
Leven in verbondenheid. Het is een vreugde, geluk, goede vrienden te hebben. Vaste, betrouwbare verbintenissen. Met God, met Jezus Christus. Met medemensen. Met de natuur. Maar het zijn ook tere verhoudingen, die wij goed moeten beschermen, bewaren behoeden. Waar wij de nodige zorg en tijd aan moeten besteden. Om ons over de vreugde van de goede sociale relaties te kunnen blijven verheugen.