
28 mei 2017
28 mei 2017 – zevende zondag van Pasen
Handelingen 1,12-14
1 Petrus 4,12-16
Johannes 17,1-11a
Overweging
Om iets over de lezingen van vandaag te kunnen vertellen
heb ik een knuffelbeer meegenomen.
Het is de beer die van mijn zusje is geweest.
Zij kreeg deze beer bij haar geboorte in 1970.
Anderhalf jaar later stond deze beer aan het hoofdeind
van het ledikantje waarin mijn zusje lag opgebaard.
Toen mijn zusje stierf was ik acht jaar oud.
Vanaf haar dood is het leven voor mij nooit meer vanzelfsprekend geweest.
Ik heb me als kind zelfs een tijd lang bezwaard gevoeld;
waarom leef ik nog wel?
Naast deze vraag was ik ook bang om zelf dood te gaan.
Ook kinderen gaan blijkbaar dood.
Tegelijk was mijn zusje er ook nog steeds voor mij.
Ik had volgens de mode van de 70er jaren
een fiets met een hoog stuur en een bananenzadel.
Als ik ging fietsen,
schoof ik altijd een stukje naar voren
zodat er achterop plaats was voor mijn zusje
en ze zo mee kon fietsen.
Dood en leven,
afwezigheid en nabijheid,
het liep voor mij allemaal door elkaar heen.
Liturgisch zitten we misschien met elkaar
ook in zo’n verwarrende periode.
Pasen:
Jezus is opgestaan, de dood gaat voorbij.
Jezus is er weer voor de vrouwen en mannen die hem volgen,
voelbaar, zelfs zichtbaar en tastbaar.
Maar dan komt Hemelvaart:
die zichtbare, tastbare Jezus verdwijnt.
Wat betekent hemelvaart voor jou persoonlijk?
Die vraag van mijn joodse collega heeft me aan het denken gezet.
Voor een antwoord wil ik eerst naar Kerst,
het feest van de menswording.
Christen zijn is eigenlijk heel eenvoudig.
Het is de weg die wij gaan
om mens te worden.
God zelf heeft in Jezus laten zien
hoe menswording kan zijn.
Pasen laat ons daarbij zien
dat we niet in angst voor eindigheid hoeven te leven.
Dood heeft niet het laatste woord.
Durf door de onzekerheid heen te leven.
En dan Hemelvaart.
Jezus heeft voorgeleefd hoe we mens kunnen worden.
Hemelvaart wijst ons erop
dat we uiteindelijk zelf verantwoordelijk zijn.
Dat we zelf onze weg mogen gaan met vallen en opstaan.
We worden door Hemelvaart uitgedaagd het nu zelf te doen.
Maar hoe dan?
In de handelingen lezen we
dat de leerlingen eensgezind volharden in gebed.
In het Evangelie is het Jezus zelf die in gebed is.
Hoe kan bidden ons helpen?
Mogelijk kan de knuffel van mijn zusje
helpen bij een richting van een antwoord.
Ik heb ooit een lessenserie gemaakt over bidden.
Tijdens de eerste les zitten we in een kring
en ik vertel mijn verhaal bij deze beer.
Na dit verhaal vraag ik aan de leerlingen:
“Wie van jullie heeft er geen knuffel of nooit gehad?”
Meestal steekt niemand de vinger op.
Ik vervolg dan dat iedereen als huiswerk voor de volgende keer
zijn of haar knuffel mee moet nemen.
Deze les heb ik vele malen gegeven,
in heel veel verschillende klassen,
aan heel verschillende leerlingen.
En ook onlangs nog op de Pabo met aankomende leerkrachten.
De tweede bijeenkomst is iedere keer weer heel bijzonder.
We zitten weer in een kring.
en iedereen heeft een knuffel op schoot.
Je ziet de meest uiteenlopende knuffels.
Sommige knuffels zijn nog heel netjes,
andere knuffels zijn tot lapjes versleten stof en bijna helemaal vergaan.
en worden soms nog met pleisters bij elkaar gehouden.
En elke knuffel, in welke vorm ook, heeft een bijzonder verhaal.
Vanuit die verhalen stel ik de vraag
wie er vroeger wel eens met zijn knuffel praatte.
Het blijkt dan dat de meeste kinderen wel met hun knuffel gepraat hebben.
Er zijn daarbij ook leerlingen die aangeven
dat ze niet hardop, maar meer in zichzelf met hun knuffel praatten.
Op mijn vraag of het niet gek is om met je knuffel te praten,
krijg ik altijd verontwaardigde reacties.
De waarde van het praten met de knuffel
wordt met vaak ontroerende voorbeelden geïllustreerd.
Uiteindelijk maak ik de koppeling naar bidden
en vraag ik of je praten met je beer kunt vergelijken met praten met god.
Een aantal reacties wil ik graag met u delen:
• “Je beer zie je en god niet dus bidden is moeilijker”
• “Bij je beer kun je alles kwijt, hij vertelt niets door,
ook bij god kun je alles kwijt en ook hij vertelt niets door”
• ‘Bij mijn beer voel ik me veilig en durf ik volledig mezelf te zijn, dat gevoel kun je bij god ook hebben”
• “Soms had ik het gevoel dat mijn beer mij ook antwoord gaf,
maar dat waren eigenlijk mijn eigen gedachten. Misschien is dat bij bidden ook wel zo
dat je door te bidden je gedachten op een rij krijgt en zo op antwoorden komt”
Deze uitspraken van leerlingen en studenten
geven voor mij een kern aan wat bidden kan zijn.
De woorden van je gebed confronteren je met jezelf.
Wat bid ik en wat doe ik?
Door te bidden word je uitgedaagd om kritisch naar jezelf
en kritisch naar de wereld te kijken.
Ben ik wel goed bezig?
Is dit de weg die mij echt mens maakt?
Heb ik wel oog voor de menswording van mijn naaste?
Bidden kan je bewust maken
en je inzicht geven in vastgeroeste patronen
die eigenlijk niet goed zijn.
Bidden kan je helpen te ontdekken wat jouw missie, jouw opdracht is.
Een knuffel kan nog een aspect van bidden aan het licht brengen.
Als je als kind ’s-avonds in bed lag,
met je knuffel in je armen,
voelde het goed.
Zonder woorden te hoeven zeggen
was het duidelijk dat je de wereld aan kon.
Het donker had geen grip op je.
Het voelde vertrouwd en veilig.
Zo kan bidden ook zijn.
Bidden als een zwijgen: woordloos.
En in die stilte de liefdevolle, vertrouwde aanwezigheid van God ervaren.
Even die stilte opzoeken om je weer op te laden,
om het gevoel te krijgen dat je de wereld weer aan kan.
In het Evangelie zegt Jezus
niet te bidden voor de wereld,
dus niet te bidden voor aardse materiele zaken.
Jezus bidt voor hen die hem zijn toevertrouwd
voor mensen bidt hij,
voor ons.
Opdat wij mogen doen als Hij.
Dat de woorden die we eensgezind bidden
ons inspireren en uitdagen tot handelen
en dat in ons handelen
de naam van JHWH
IK-ZAL-ER-ZIJN-VOOR-JOU
daadwerkelijk zichtbaar wordt
waarmee leven,
eeuwig leven wordt.
We mogen daarbij een stukje opschuiven
om plaats te maken voor de Heilige Geest
die we mogen verwachten als trooster en helper op ons pad.
Rob Tanke