Bidden

26 maart 2017

En de mooiste en beste dag daarvoor is de dag des Heren, de sabbath. Het gevolg daarvan is wel, dat Hij de Farizeeën ergert. Zij willen Hem niet aanvaarden als het licht der wereld. Zij wijzen ook zijn visie af op de sabbath. Dat moet Jezus wel voor lief nemen. En dat doet Hij ook.

Dan gaat het gebeuren. Jezus spuwt op de grond, vermengt zijn speeksel met zand, maakt slijk en smeert dat op de ogen van de blinde man. Hij smeert in eerste instantie de ogen dus nog verder dicht. “Ga je wassen in de vijver van Siloam. “ De symbolische betekenis van deze tekenen is mij niet duidelijk. Maar wat belangrijker is: die man gelooft in Jezus. Als een blinde loopt hij tastend en begeleid naar de genoemde vijver. Onderweg ziet hij nog niets, zeker niet met dat slijk op de ogen. Hij vertrouwt blind op het woord van Jezus, letterlijk en figuurlijk. En hij komt ziende uit het water. Wat moet die man vreemd om zich heen hebben gekeken! Voor het eerst zoveel dingen zien en mensen..!

Dan komen de reacties. Eerst van de buren en dorpsgenoten: “Is dat niet de man die zat te bedelen?” “Hij lijkt maar op hem.” “Neen, hij is het.” Hij zelf zegt : ”Ik ben het.” “Hoe kun je dan nu zien?” “De man die Jezus heet, deed slijk op mijn ogen, ik waste mij en ik zie.”

Dan komen de Farizeeën in beeld. Volgens hun opvatting mag je op sabbath niet werken, geen slijk smeren, niet baden in de vijver; ook niet iemand van blindheid genezen. Dit is nu juist hun grootste bezwaar: dat Jezus Christus door wonderwerken als profeet, als Messias erkend wordt. Dat mag in geen geval. Wie hem erkent als Messias wordt onmiddellijk en onverbiddelijk uit de synagoge gezet.
In eerste instantie wordt Jezus niet door hen bevraagd, maar de man die genezen is. Ze verwijten hem dat hij zich heeft laten behandelen op de sabbath. “Ik heb daar niet om gevraagd. Hij heeft het mij zelf aangeboden. Hij sprak mij aan. Het is voor mij ook een totaal onbekende. Die man deed slijk op mijn ogen, ik waste mij in de vijver en ik zie..”
Daarop vallen de Far. uit: “Dan komt die man niet van God, want Hij onderhoudt de sabbath niet.”

Toch zitten de Far. een beetje met die genezing in de maag. Genezing is iets toch iets wonderlijks; dat God kan alleen. Daarom gaan ze naar de ouders van de blindgeborene. “Wat is er toch met uw zoon gebeurd?” “Vraag het hem zelf Hij is oud genoeg. Hij kan wel voor zich zelf praten.” Ze durven niet te antwoorden, want als zij Jezus als profeet, als Messias zouden belijden, zouden ze meteen uit de synagoge worden gezet.
Dan gaan ze weer terug naar de gewezen blindgeborene. “Wat is er met je gebeurd?” Ze krijgen nu een kritisch antwoord: “Ik heb het jullie toch al gezegd. Willen jullie misschien zijn leerlingen worden? De man die Jezus heet, deed slijk op mijn ogen, ik waste mij en ik zie”.
Intussen is er iets in de geest van de blindgeborene op gang gekomen: “Iemand die een blindgeborene geneest, moet toch wel een vriend van God zijn; een gewoon mens kan dit niet. Die man moet een man Gods zijn, een profeet.” Bij hem gaan nu ook geestelijk de ogen open. Daarom verandert zijn refrein. Eerst zegt Hij: “De man die Jezus heet deed slijk op mijn ogen, ik waste mij en ik zie.” Nu zegt hij: “De profeet die Jezus heet, deed slijk op mijn ogen, ik waste mij en ik zie. Want een man die zulke dingen doet, moet wel een man Gods, een profeet zijn.”
Met die gedachte gaat hij dan met de Farizeeën in discussie: “Iemand die een blinde de ogen opent, kan toch geen Godslasteraar zijn. God luistert toch niet naar zondaars. Hij luistert naar iemand die zijn wil doet. Als deze man niet van God kwam, had Hij dat nooit kunnen doen. Ik begrijp niet dat jullie dat niet willen inzien; dat jullie Hem niet willen erkennen!” Dan worden de Fariezeeën kwaad. Ze gooien hem uit hun synagoge.

Jezus komt dan weer naar hem toe. “Gelooft ge in de Mensenzoon, in de Messias?” “Wie is dat? Dan zal ik in Hem geloven.” “Dat ben ik!” Hij werpt zich voor Hem neer. ‘Ik geloof.” Weer maakt Jezus de blinde ziende, Dit keer opent Hij de ogen van een geestelijk blinde. Het verhaal is nu rond. Hier is het hele verhaal om begonnen. De blinde is nu helemaal ziende. De laatste versie van zijn refrein is dan: “Jezus, die de Messias is, deed slijk op mijn ogen, ik waste mij en ik zie.”

Om dat geloof, daar gaat het om. Ook nu. Bij ons. Jezus zien als de Messias. In Hem geloven.
En dat geloof in Hem gaan we nu belijden.

Theo van de Vossenberg