
26 augustus 2018
Overweging 26 Augustus 2018 21ste zondag door het jaar
Lezingen:Jozua 24,1-2a,15-17.18b.
Johannes 6,60-69
“Die taal stuit mij tegen de borst.”
Deze uitspraak ben ik vaker tegen gekomen bij filosofen, die dat over elkaar zeggen, omdat ze het niet eens zijn over de filosofische theorie die de ander heeft ontwikkeld. Hier gaat het over religieuze uitspraken. Je zou verwachten, dat Jezus hier in discussie zou zijn met joodse schriftgeleerden of farizeeën. Dat is niet het geval. Hij is hier in conflict met zijn eigen leerlingen. “Uw uitspraken stuiten ons tegen de borst,” zeggen deze leerlingen. Dat wil zeggen, de uitspraken kunnen wij niet aanvaarden. Met die inhoud kunnen we het helemaal niet eens zijn. Die gaan ons te ver.Daarom zijn wij niet in staat om er nog langer naar U te luisteren.
Over welke woorden gaat het? Dat staat in de tekst, die aan de evangelielezing van vandaag voorafgaat. Al enkele zondagen lezen we Johannes Hoofdsuk 6 over het brood des Levens.
Samengevat luidt deze tekst: “Het brood dat Ik zal geven is mijn vlees, ten bate van het leven der wereld. En mijn bloed is waarlijk drank.”
Zijn leerlingen zeggen daarover: “Hoe kan Hij ons zijn vlees te eten geven en zijn bloed te drinken?” In de tekst staat: dat die leerlingen morren of mopperen. Ze zeggen dat zachtjes onder elkaar.
Het is geen openlijke discussie. Was het dat maar geweest, dan was het heel anders gelopen, denk ik. Ze zeggen het Hem niet openlijk. Jezus hoort dat gemor, die stille kritiek. Maar Hij blijft bij zijn uitspraak. “Ik zeg u, als gij het vlees van de mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt gij het leven niet in u. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag.”
Maar Jezus geeft er toch wel enige uitleg bij. Die staat In het evangelie dat we vandaag lezen. Daar zegt Hij als aanvulling: “Het is de geest die levend maakt, het vlees is van geen nut. De woorden die Ik tot u gesproken heb, zijn geest en leven.. .. “‘
Geloven heeft vaak alleen betrekking op een bepaalde uitspraak, die gedaan wordt in een gesprek, in een krant, of een ander medium. Men gelooft wat er gezegd of geschreven wordt. Of men gelooft het niet. De uitspraken staan hier op zich. De persoon die het zegt of schrijft, is dan niet zo zeer in beeld. De uitspraken – daar gaat het hier om.
Het echte christelijke geloof gaat een andere weg. Geloven heeft hier op de eerste plaats betrekking op de persoon, die de uitspraken doet. Christenen geloven in Jezus Christus. Zoals we in de geloofsbelijdenis bidden: “Ik geloof in Jezus Christus, zijn enige zoon, onze Heer.” Hij is het woord van God, in onze wereld gekomen. Hij zit nu aan de rechterhand van God, de almachtige Vader.
Geloven is je in vertrouwen aan Hem overleveren Met Hem mee gaan. Zoals een schaap uit de kudde de Herder volgt. En onderweg in geloof naar Jezus luisteren, zijn woorden gelovig opnemen. Zijn Godsbeeld, zijjn wereldbeeld,dat Hij ontvouwt. Zodoende staan die woorden in een andere kontekst, in een persoonlijke, goddelijke kontekst. Want die woorden worden gedaan door Jezus Christus, de Zoon van God. Dus uiteindelijk worden ze gedaan door God zelf.
De gelovigen vragen dan pas voorzichtig en nieuwsgierig: wat betekenen die woorden, die U spreekt.
“Mijn vlees is echt voedsel en mijn bloed is echte drank.” Wat betekent: “Die woorden zijn geest en leven.” Gelovigen gaan dus niet uit van de uitspraken, maar van de persoon. Wij geloven in Jezus Christus en we zijn er zeker van dat Hij als Gods Zoon waarheid spreekt. Dan zijn uitspraken proberen te begrijpen. Geloven is daarom: de gedachten van Jezus, zijn uitspraken je eigen maken. Gelovig de weg gaan die Hij gegaan is. Mensen van zijn weg worden. Er zeker van zijn dat die weg niet dood loopt, maar ergens heen gaat.
De leerlingen uit het evangelie doen het andersom: Zij willen eerst snappen, wat Jezus zegt. Zijn zijn woorden redelijk, begrijpelijk..? Komen die overeen met mijn denken, met mijn visie op mens en toekomst, passen die in mijn wereldvisie? Dan kan ik die woorden aanvaarden. Dat is geloven in je zelf, geloven op de maat van de leerlingen.
Maar Jezus past daar niet in. Die leerlingen kunnen daarom met zijn broodrede niet uit de voeten.
Die past niet in hun denken, in hun ideeënwereld. “Ik ben het brood des levens. Wie van dit brood eet en mijn bloed drinkt, zal leven in eeuwigheid
Wij als gelovigen proberen te passen bij Jezus, onze leider en gids. In Hem geloven we op de eerste plaats. We laten zijn woorden bezinken. We vragen ons af: at bekenen die woorden? We praten er ook over in geloofsgesprekken. Wij, als commmuniteiten van De Essenburgh en Mariëngaard en leden van de Brongemeenschap lezen bijv. het boek van Augustinus: Brood om van te leven. Om steeds verder door te dringen in de uitspraken van Jezus Christus, onze leraar en herder.
Voor ons is ook waar wat Petrus zegt: “Uw woorden zijn woorden van eeuwig leven. Wij weten dat Gij de Heilige Gods zijt. Daarom zijn en blijven wij ook bij U.”