
20 september 2015
Overweging 20 september 2015 – Norbertijnen Hierden
Het eerste wat bij me opkwam toen ik tijdens de voorbereiding voor deze viering het evangelie van vandaag doorlas, was het beeld van het driejarige vluchtelingenkind dat de hele wereld over ging. U weet wel, dat kind dat omkwam tijdens de vlucht over zee en aanspoelde. Het kind dat een beeld geworden is. Welk ‘echt’ verhaal er ook achter zit, en er gaan er genoeg rond, feit blijft dat hier iets verschrikkelijks gebeurd is. Iets wat nog steeds dagelijks gebeurd.
Jezus roept, in het laatste deel van het evangelie, op om kinderen op te nemen. Hieraan gaat iets anders vooraf. De leerlingen hadden onderling ruzie gemaakt over wie de grootste, de belangrijkste, was. Het lijkt op het verhaal over de leerlingen die aan Jezus vragen of ze aan zijn rechter- en linkerhand mogen zitten in Marcus 10 vers 37. Ze willen allemaal de belangrijkste, de grootste, de machtigste zijn. Ze verliezen uit het oog waar het werkelijk om gaat, wat Jezus met zijn verhaal bedoelt, wat zijn missie is.
Ook in de tweede lezing zien we dit terug. Hier worden na-ijver en eerzucht aan de kaak gesteld. We begeren dingen die we niet kunnen krijgen. Of alleen met dwang en onderdrukking. Zo gaat het van kwaad tot erger, we krijgen vechtpartijen, oorlog.
Dit zien we in de wereld ook steeds weer gebeuren. Mensen willen iets bezitten, macht hebben. Om dit te krijgen gaan ze strijd leveren, vaak onder het mom van ‘we moeten mensen bevrijden’. Het Westen heeft dit gedaan, groeperingen in het Oosten doen hetzelfde. En de ‘gewone’ mensen, de burgers, de kinderen, zij zijn de dupe. Ze moeten vluchten van huis en haard, vluchten van situaties van onderdrukking en angst, vluchten voor hun leven. Omdat hun ‘anders zijn’ niet geaccepteerd wordt, niet past in het beeld van degenen die de macht, de controle, willen hebben. Of vluchten omdat ze misbruikt worden in naam van God, Allah, of wie er ook aanbeden wordt. Vluchten omdat ze worden ingezet als kindsoldaten. Ik vraag me af of de machthebbers niet teveel naar teksten zoals in de eerste lezing gekeken hebben: de ander folteren, onderdrukken, om te kijken of ze vasthouden aan hun geloof, hun ‘anders zijn’.
Ook in het Westen maken we ons schuldig aan het niet accepteren van mensen die ‘anders’ zijn. Bijvoorbeeld onze islamitische medelanders! Niet alle moslims zijn extremisten. Maar ook dichterbij: als je de opmerking maakt tegen ouders met een kind met het syndroom van Down: ‘Je hoeft tegenwoordig toch niet meer zo’n kind te krijgen?’.
De situatie is natuurlijk ook niet zwart-wit, en zit heel ingewikkeld in elkaar. Ook ik heb diverse opmerkingen gelezen van tegenstanders van de opvang van vluchtelingen. En in sommige gevallen, en misschien brand ik hier mijn vingers een beetje, lijken hun argumenten heel goed.
Want kunnen we in Nederland, maar ook andere Europese landen, wel eindeloos mensen blijven opvangen? Misschien moeten we ook een duidelijker onderscheid maken tussen de zogenaamde economische en oorlogsvluchtelingen. Maar waar ligt die grens? Als in jouw land oorlog is, onderdrukking, of als je altijd gebrek hebt aan basisbehoeften, en je komt hierheen voor een beter leven, terwijl in het gebied waar je woonde het nog meeviel met de oorlog, wat voor een vluchteling ben je dan?
Er moet ook gekeken worden naar oplossingen in de oorlogsgebieden zelf, maar hoe dan? De mensen die vluchten, vrouwen met kinderen, kunnen dit toch niet zelf oplossen? En op welke wijze gaan wij hen dan ondersteunen, nu er zoveel angst is om in te grijpen door de lessen uit het verleden?
Terug naar de lezingen, naar het dichtbij. In de tweede lezing lezen we ook een soort van oplossing: Het gaat om de wijsheid van omhoog, die vredelievend is, vriendelijk, barmhartig, onpartijdig en oprecht. Allemaal prachtige woorden. Je richten naar God, de wijsheid van boven, opdat je vriendelijk en barmhartig naar buiten kunt treden. Naar boven en naar buiten. Betekent dit dan dat we onszelf helemaal weg moeten cijferen? Nee, zeker niet. Om je voor anderen in te kunnen zetten, moet je ook aan jezelf denken. Als je zelf helemaal opbrandt, kun je niets meer voor de ander betekenen.
Een paar dagen nadat ik de eerste opzet voor deze overweging gemaakt had, las ik een artikel in Trouw van Rabbijn Evers van het Nederlands Israëlitisch kerkgenootschap, waarin gezegd wordt dat de Bijbel eisen stelt aan de opvang van vluchtelingen. Hij heeft het over grenzen bij de opvang. Het artikel begint met Exodus 22 vers 21: ‘Een vreemdeling zult u niet onderdrukken, noch hem benauwen want u bent vreemdeling geweest in het land Egypte’.
Vervolgens gaat het artikel verder over de grenzen bij de opvang, zoals deze uit de Bijbel naar voren komen. Een aantal punten die genoemd worden zijn:
Het gastland moet dit kunnen dragen.
Wanneer oorlogsdreiging of hongersnood in het land van herkomst geweken is, kan de vluchteling terug (uitzonderingen daargelaten).
Financieel zelfbehoud gaat voor het verzorgen van anderen, maar het lijfsbehoud gaat altijd voor onze eigen financiën.
Wanneer de een geen dak boven zijn hoofd heeft, en de ander alleen zijn dure vakantie naar Barbados zou moeten opgeven, gaat de dakloze voor.
En voor de vluchteling: Bevorder de welvaart van de stad van je ballingschap, oftewel predik geen opruiende taal tegen het gastland en werk mee aan de opbouw van je nieuwe omgeving. (Jer. 29:7)
Maar hoe breng je dit dan in praktijk? Het is lang niet altijd makkelijk om je geduld te bewaren, onpartijdig en vredelievend te blijven, zoals in de tweede lezing wordt aangegeven. En niet iedereen is in staat om grote daden te stellen, zoals een vluchteling opnemen in huis. Er zijn zelfs veel mensen die hun hart sluiten voor de noden van anderen, als ik de opmerkingen op media zoals Internet mag geloven. Paus Franciscus heeft hierover ook iets gezegd in zijn Apostolische Exhortatie Evangelii Gaudium. Hij zegt, en ik citeer nu uit de Vlaamse vertaling: ‘De wereld van vandaag met zijn overdadige consumptieaanbod draagt het grote risico in zich van een individualistische droefheid, die voortkomt uit het hart dat eigenlijk alles heeft, maar toch hebzuchtig blijft, oppervlakkig genot nastreeft en zijn geweten laat afstompen. Als het innerlijke leven alleen met zichzelf bezig is, is er geen openheid op anderen, is er geen plaats voor arme medemensen, wordt Gods stem niet meer gehoord, de stille vreugde van zijn liefde niet meer gesmaakt en het verlangen om goed te zijn niet aangewakkerd’.
Hoe komen we hieruit? Wat kunnen wij doen? Misschien moeten we kleine stappen zetten, het in de kleine dingen zoeken.
Iemand eens op de koffie vragen. Gewoon eens in gesprek gaan, kennis maken met een ander. Maar ook spullen beschikbaar stellen. Zelfs als je weinig inkomsten hebt, heb je wellicht spullen die je niet of niet meer gebruikt, zoals een reserve tandenborstel of pyjama. Of anders kun je wellicht zelf een initiatief ontwikkelen om spullen in te zamelen.
In Apeldoorn, waar ik woon, zijn naar aanleiding van de tijdelijke noodopvang van vluchtelingen in de Americahal diverse initiatieven ontwikkeld. Zoveel zelfs, dat er gevraagd is het initiatief eerst aan te melden, omdat het COA alles niet meer aan kan. Er zijn zoveel spullen ingezameld dat de hal wel een kledingbank lijkt.
En als je echt zelf niets in die zin kunt betekenen, kun je wellicht proberen te bidden. En dan niet alleen voor de vluchtelingen, maar probeer ook woorden te vinden om te bidden voor de aanstichters van oorlog, onderdrukking en geweld.
Op deze Vredeszondag is het wellicht goed om eens extra te kijken naar wat wij kunnen doen om een stukje vrede in de wereld te brengen.
Anneke Tijmensen