
13 september 2015
24e zondag door het jaar – 13 september 2015
Ziekenzondag
Lezingen: Jes. 50,5-9a; Jak. 2,14-18; Mar. 8,27-35
Overweging
‘Wie zeggen de mensen dat Ik ben?’
Terwijl Jezus rondtrekt met zijn leerlingen stelt hij zomaar ineens deze vraag.
Wat zit hierachter; is Hij op zoek naar zijn identiteit; spreekt uit deze vraag een zekere onzekerheid omtrent zijn geaccepteerd zijn door mensen; voelt Hij zich soms niet begrepen; of heeft Hij al zoveel weerstand ontmoet, dat Hij twijfelt aan de uitwerking van zijn boodschap die Hij uitdraagt.
‘Kom Ik wel goed over?’
Dat mensen Hem niet eenduidig verstaan blijkt uit de antwoorden die de leerlingen geven op zijn vraag.
Sommige mensen denken Johannes de Doper voor zich te hebben; anderen menen met Elia te maken te hebben; weer anderen zien in Hem een van de profeten. Voor mensen blijkt het nog niet zonneklaar wie Jezus eigenlijk is.
Zou het nu, ruim 2000 jaar later, veel anders zijn.
Als je nu de vraag zou stellen; ‘Wie is Jezus van Nazareth?’, zou je ook verschillende antwoorden krijgen.
Kinderen antwoorden op deze vraag soms met ‘God’; volwassenen weten ‘de Zoon van God’; sommigen zien Hem vandaag nog als een profeet; maar er zullen zeker ook mensen zijn, die schouderophalend moeten toegeven dat ze het antwoord schuldig moeten blijven.
Het trefzekere antwoord van Petrus; ‘Gij zijt de Christus’ zal n
iet zo snel gegeven worden.
Nu zijn er legio theologische boekwerken over ‘Wie is Jezus van Nazareth’. Al 2000 jaren wordt zijn Naam verkondigd in preken. Zijn woorden en daden heb-
ben in de loop van de geschiedenis al vele mensen aangezet tot navolging. De naam christen dragen miljarden mensen vanaf hun doop. ‘Ik ben christen.’ Zelfs ontelbare organisaties en politieke partijen voeren de naam christen in hun schild.
Maar nog blijft die vraag van Jezus recht overeind staan. ”Wie zeggen de mensen dat Ik ben?”
Het is ook vandaag voor veel mensen nog net zo onduidelijk als in die tijd, 2000 jaren terug.
Misschien is het nu nog onduidelijker, omdat er in de geschiedenis nogal wat is gebeurd in Christus’ naam, dat het zicht op de ware Jezus van Nazareth wat heeft verduisterd. Nog sterker, dat het ware beeld van Jezus heeft geschonden.
Een bekende abt van de dominicanen,Timothy Radcliffe, heeft dit boek geschreven: ”Waar draait het om als je christen bent.”
‘Als je christen bent, dan draait het om God. Om Hem draait alles. Maar dat moet dan ook te merken zijn aan de manier waarop wij leven. Als religie alleen maar nuttig is, dan is zij niet meer dan een consumptieartikel. Christenen zijn niet beter dan anderen, maar uit hun leven moet hoop blijken, vrijheid, geluk, moed en waarheid.’
Enkele passages uit de inleiding van zijn boek:
”Als het christendom waar is,…… dan zou religieus zijn, gericht zijn op God als je ultieme doel, zichtbaar moeten zijn in je leven.
‘Als we zeggen dat Jezus is opgestaan uit de dood en er is geen teken van opstanding in ons leven, dan kunnen we blijven praten over de opstanding tot het koninkrijk komt, maar onze woorden zullen niets betekenen.’
‘Wie zeggen de mensen dat Ik ben?’ Het antwoord op deze vraag hangt niet alleen af van al die theologische werken over Jezus van Nazareth; het antwoord kun je ook niet alleen geven in preken en geschriften.
‘Geen woorden maar daden’, staat er op dit boekje, of zoals abt Denis dat de afgelopen week tijdens een uitvaart zei: ‘Geen regels, maar mensen.’
Of, zoals Thomas het zei tijdens een afscheidsviering van Mieke: ‘Christendom is de godsdienst van dienstbaarheid.’
Zoals de apostel Jakobus zegt: ‘Het geloof is dood wanneer het zich niet in daden uit.’ Het zijn niet alleen de woorden die aanzetten tot navolging, maar vooral de daden.
[En ik durf haast te beweren, dat het vooral de daden van christelijke naastenliefde zijn die het christendom tot nu toe levend hebben weten te houden.]Niet de woorden maar de daden inspireren tot navolging. De daden moeten het geloof bewijzen, zegt Jakobus.
Jezus zegt hetzelfde in Matteüs 25: ‘Alles wat je gedaan hebt aan de minsten der Mijnen, dat heb je aan Mij gedaan.’
Nog sterker verwijt Jezus het optreden van priesters, Schriftgeleerden en Farizeeën die in naam van het geloof mensen ondraaglijke lasten opleggen, maar er zich zelf niet aan houden. Die het geloof gebruiken als een zekere status en aanzien (Mat. 23). Zoiets roept wrevel en ergernis op en inspireert niet tot navolging; tenzij men in het geloof een zekere maatschappelijke status hoopt te bereiken; maar dan ben je alleen maar met je eigen belang bezig en niet met de belangen die Jezus voorstond.
Dit geldt evenzeer voor de kerk als instituut; de kerk is geen doel op zich, maar louter een middel om een antwoord te vinden op die vraag van Jezus: ‘Wie zeggen de mensen, dat Ik ben?’
Paus Franciscus brengt het duidelijk in praktijk……
Als vandaag de vraag van Jezus gesteld wordt: ‘Wie zeggen de mensen dat Ik ben?’ zullen we moeten verwijzen naar al die mensen, die zich vandaag het lot van hun medemens in nood aantrekken.
Hierbij denk ik aan al die vrijwilligers, mensen van ziekenbezoekgroepen; mensen die aan stervensbegeleiding doen; mensen van de terminale thuiszorg, die families bijstaan in het waken bij een stervende; mensen die zich inzetten voor vreemdelingen en asielzoekers (kerkasiel); mensen van de m.o.v. die zich inzetten voor projecten waarin armen bijstand verleend wordt en ontwikkelingskansen geboden worden; mensen die gevangenen bezoeken en mensen die begrip opbrengen en van anderen vragen voor de situatie waarin gedetineerden in de gevangenis en daarbuiten verkeren; en daarbij ook oog hebben voor de familieleden.
Missionarissen en zendelingen, die het geloof verkondigen niet alleen met woorden maar ook met concrete daden van gemeenschapsopbouw.
En in nog zoveel ontelbare mensen, die in Christus’ naam hun leven geven aan de medemens wordt het antwoord gegeven op die vraag van Jezus. En dat zijn niet alleen de trouwe kerkgangers; maar ook zovele anderen…
Het antwoord op de vraag van Jezus: ‘Wie zeggen de mensen dat Ik ben?’ vind ik ook nogal eens bij mensen die in hun leven geweldige tegenslagen moeten ver-
werken.
Ik kom bij mensen die klap na klap te verwerken krijgen en toch nog staande blijven in hun rotsvaste geloof Mensen die wel een heel zwaar kruis moeten dragen in hun leven en toch niet verbitterd raken. Mensen die hun levenlang zorg dragen voor een partner die al op vroege leeftijd een herseninfarct kreeg……
Zij zeggen vaak zelf:
‘Als ik mijn geloof niet had gehad, had ik het niet allemaal kunnen dragen.’
Zij zijn nog zelfs in staat medemensen te troosten en bij te staan in hun verdriet. Misschien zijn zij wel de beste troosters omdat ze weten wat die mensen door moeten maken. Zij zijn wel echte volgelingen, die zich niet laten neerdrukken door het kruis dat zij moeten dragen. Hun levenshouding is een geloofsverkondiging zonder woorden.
Petrus verkondigt het geloof dat Jezus de Christus is.
Maar bij Petrus blijkt dit een verkondiging louter in woorden.
Wanneer Jezus hem later de consequenties van zijn optreden als gezondene van God voorhoudt, verzet Petrus zich daartegen; hij laat zich leiden door menselijke overwegingen; wie van ons zou niet hetzelfde doen als Petrus.
Menselijke overwegingen als: ‘zover hoefje niet te gaan in je idealisme’ of ‘denk nu ook eens aan je zelf’ of’al te goed is buurmans gek’ of’je moet ook voor jezelf opkomen’.
In onze tijd van individualisme en narcisme, van ieder voor zich zijn er speciale trainingen om te leren hoe je voor jezelf moet opkomen.
Op zich een goede zaak als men ook ervaring kan opdoen in het je inzetten voor je naaste; want daarin ervaar je vreugde en voldoening een medemens geholpen te hebben.
Wie concreet zorg draagt voor de medemens, zijn of haar tijd besteed aan anderen, verstaat wat Jezus zegt: ‘Wie zijn leven verliest omwille van Mij, zal het redden’; of zoals Hij elders zegt: ‘Wie geeft ontvangt honderdvoudig terug.’
Zoals het gaat met de liefde, zo ook met de zorg en aandacht voor je naaste; het geeft je leven een rijkere inhoud; de ander geeft daardoor zin aan je leven.
Het ‘er- zijn’ voor anderen, daarin zit het antwoord op Jezus’ vraag: ‘Wie zeggen de mensen dat Ik ben?’
Zo maakte Hij Gods Naam ‘Ik ben die ben, Ik zal er Zijn’, waar in zijn leven.
Zo maken vandaag wij mensen in navolging van Jezus die naam waar, wanneer we ‘er zijn’ voor anderen.
Jan Onland