
12 juli 2015
Liturgie 15-de zondag door het jaar. 12 juli 2015
Lezingen: Am. 7,12-15; Ps. 85; Ef. 1,3-14 Mar. 6,7-13
Overweging
Jezus blijft dicht bij huis. Dat is de les van de evangelielezing van vandaag. Hij heeft zijn leerlingen bij zich geroepen. Het is wat droevig gesteld met het volk van God.
Er is weinig van over. Joden wonen verspreid in hun eigen land en van een twaalf stammen volk, zoals in de tijden van David en de eerste koningen, kun je al helemaal niet spreken.
Jezus zegt: ‘Gaat naar die mensen toe. Ze zijn als dwalende schapen. En als ze nog wat willen, lopen ze verloren rond. De leiders van de tempel en de synagoge zijn bezig met hun eigen besognes. Wetten en regels zijn belangrijker dan de mensen, die aan hun pastorale zorg zijn toevertrouwd. Ik stuur jullie naar al die zoekende mensen van mijn kerk, de synagoge. Ga ze bemoedigen. Vertel dat het rijk van God er aan komt.
Dat rijk is meer dan de tempel, meer dan de kerk, want het gaat om het welzijn van elke mens, waar die zich ook bevindt. Zoek de schapen van Israël dicht bij huis.
Je hoeft niet veel mee te nemen, want het gaat niet om een verre tocht.
Je bent onderweg naar je eigen mensen. Als ze je willen ontvangen maak dan gebruik van hun gastvrijheid.
Als ze niets van je willen weten, als ze zeggen: ik heb met de tempel, de kerk afgerekend, of als ze agressief worden en de kerk van alles en nog wat beschuldigen, trek je dan terug, loop verder, schudt het stof van je voeten, want er zijn er genoeg, die jullie komst en mijn boodschap wel waarderen. Houd het kort, houd het klein, houd het vooral eenvoudig!’
Het volk van God, of we het nu Israël noemen, of de synagoge of de kerk, moet voor de wereld de woning van God zijn.
Dat volk is geroepen zo te leven, dat de wonderen en de bedoelingen van God met deze wereld zichtbaar en begrijpelijk worden. Daar schuilt de moeilijkheid. Want wij, de vertrouwelingen van God, zijn ook maar mensen.
We conformeren ons eerder aan de dagelijkse gang van het leven, zoals zich dat rondom ons afspeelt, dan aan de weg van de Schrift en de werkelijkheid, die de Schrift van Godswege verkondigt. We lopen, soms bijna ongemerkt, weg van onze verantwoordelijkheid. Dan begint het dwalen, het verloren lopen.
Zo is het nu, zo was het vroeger.
In de eerste lezing bevinden we ons in de tijd van de ruige en geduchte profeet Amos.Hij trad op zo rond 750 jaar vóór onze jaartelling.
Hij is door God naar Israël gestuurd om het op te roepen zich te bekeren.
Het volk is namelijk welvarend geworden.
Tegelijkertijd is de kloof tussen armen en rijken als maar groter geworden. En dat is nog steeds zo. Lees het boek van Thomas Piketty, ‘Kapitaal in de 21-ste eeuw’maar.
Mensen hebben tweede huizen, vele bezittingen, eten en drinken overvloedig.
Het kerkelijk leven is comfortabel geregeld en onderworpen aan de wetten van het economisch beleid. In de wereld van geld en zaken doen vinden vele vormen van fraude plaats. Er wordt geknoeid met gewichten en maten, en de koning onderhoudt banden met staten, die het niet zo nauw nemen met het welzijn van de individuele mens.
Amos is een boer. Dat is zijn vak. Hij heeft God niet gevraagd om profeet te worden en naar de mensen te gaan om hen op te roepen zich te bekeren.
God heeft Amos gestuurd, onverbiddelijk en zonder kapsones. Om het anders te zeggen: je wordt geen profeet omdat je kritisch in de wereld staat, of omdat je inziet hoevelen slachtoffer worden van onrecht en geweld.
Profeet word je, om het zo te zeggen, ondanks jezelf.
In de eerste lezing van vandaag staan Amasja en Amos tegenover elkaar.
Amasja is de vertegenwoordiger van de kerk, de hogepriester, die de belangen van de koning dient.
Dat betekent zoveel, dat hij kerk en politiek gescheiden houdt, dat hij staat aan de kant van het establishment, de gevestigde orde in kerk en samenleving.
Amasja houdt niet van de liederen van Huub Oosterhuis. “Ga naar huis”, zegt hij tegen de profeet Amos, eet daar je brood en als je zo graag wilt profeteren doe je het daar maar!
Dan antwoordt Amos hem, dat hij geen profeet is. Daarvan eet hij geen brood. Hij is een hoeder van runderen en een kweker van moerbeivijgen. Daarvan leeft hij. En dan komt het. Hij zegt: de Aanwezige heeft mij weggehaald vanachter de kudde. De Aanwezige heeft tegen me gezegd: ga en profeteer tegen mijn volk Israël.
En profeteren betekent altijd dat je het gedoe van de mens confronteert met de bedoeling van God.
In zijn boek ”De Profeten” schrijft Abraham Heschel op p.63:
Niet alleen zonde wekt de toorn van de Ene; ook op vroomheid schieten zijn woorden neer als een bliksemflits. Offers en rituelen worden beschouwd als wegen die naar de schepper leiden. De mannen en instellingen die aan de offerdienst gewijd zljn, zijn machtig en staan in aanzien. En dan komt er een “kweker van rnoerbeivijgen” uit de woestijn van Juda om het woord van God te prociameren:
”Ja, als ge tot mij opgangsgaven laat opstijgen,
en uw broodgiften, ik heb er geen behagen in;
de vredesgift, uw mestbeesten, kijk ik niet aan;
doe van mij weg het getier van je liederen,
de muziek van je harpen wil ik niet horenl
Moge recht als water golven,
gerechtigheid als een onverstoorbare beek!”
(Amos 5,22-24)
Zich aan de sabbatswetten houden in afwachting van het einde van de dag en daarnaast bedriegen “met valse weegschalen” (8,5), treft de moderne lezer als zwartgallige ironie, die makkelijk aan hem voorbijgaat. De mensen kijken uit naar het einde van de heilige dag om het bedriegen en uitbuiten weer op te kunnen vatten.
Dat is een verbluffend oordeel.
Wij zijn gewend een ritueel op zijn eigen merites te beoordelen. Wanneer het correct wordt uitgevoerd, heeft het ontegenzeggelijk zijn waarde.
Maar de profeet spreekt honend over degenen die ritueel combineren met zonde.
Het volk kan de beschuldigingen van de profeet niet tolereren.
Wanneer hij zo ver gaat om en plein publicíc te voorspellen dat de koning van Israël door het zwaard zal worden gedood en het volk van Israëi in gevangenschap zal worden weggevoerd, zegt Amasja, de priester van Betel,in grote woede tegen Amos: “Ga heen, vlucht, jij, naar het land van Juda; … in Bet El zul je niet meer doorgaan te profeteren, want een koningsheiligdorn is dat en een koninkrijkshuis is dat!” (7,12-13)
Het volk krijgt flink op zijn donder,
Zo gaat het nog steeds in onze grote/kleine wereld.
Jezuslaat ons dat zien in de zending van zijn leerlingen. Ze moeten twee aan twee gaan. Twee getuigen zijn vereist om de boodschap betrouwbaar te maken.
Maar ook geldt hier: waar twee of drie in mijn naam bijeen zijn, daar ben ik in hun midden.
Wat de leerlingen weer aan Israël, de kerk, aan het volk van God in deze wereld, moeten duidelijk maken is dat wij geroepen zijn Gods wonen bij de mensen concreet en zichtbaar te maken. Dat is niet ons vak, zoals Amos ons dat leert, niet ons beroep. Daar stijgt het boven uit. Het is een levensstijl!
God stuurt ons naar elkaar om ons te behoeden voor verdwalen, voor doelloos en troosteloos rondlopen. Die werkelijkheid is altijd dichtbij. Je hebt niet veel bagage nodig en hoeft niet lang onderweg te zijn om anderen te bereiken. Je mag rekenen op hun welwillendheid, hun gastvrijheid. Je mag er van uitgaan dat die andere, één van ons dus, graag wil horen dat het rijk van God komende is.
Dat alle ellende van de wereld, alle zwart gekleurde journaals en vele teleurstellingen in je medemensen het komen van Gods werkelijkheid niet kunnen tegenhouden.
Dat moet je blijven zeggen en vorm geven in je manier van leven.
Die manier van leven moet aangeven dat het rijk van God midden onder ons is.
Dat blijkt hieruit dat we elkaar ter wille zijn, rechtvaardig handelen, ons vredelievend gedragen, oog hebben voor de zieken, de zwakken en noodlijdenden, dat we delen wat we hebben en samen dragen wat we tekort komen. Dát moet je laten zien, namelijk dat de pijn van welke aard dan ook geheeld kan worden omdat God ons ziet.
Als wij zo naar elkaar omzien zal er vrede zijn in onze huizen, ook als er mensen zullen zijn, die de blijde boodschap van Jezus Messias hebben afgeschreven.
Hun reactie staat zo haaks op wat Jezus ons leert, dat we die als stof van ons af moeten schudden.
Laten we ons de woorden van psalm 85, die we zojuist zongen eigen maken:
‘Doe ons, Heer, uw genade aanschouwden,
laat komen uw heil over ons.’
Als we zo met elkaar kunnen en durven omgaan komen we tot een manier van leven, zoals de Heer het ons heeft voorgeleefd.
Jan Onland.