
10 juni 2018
Afgelopen woensdag – op 6 juni – hebben wij het feest van onze stichter Norbertus gevierd.
Norbertus was een diplomaat, een vredesstichter. Blijkbaar had hij de gave van het woord, en wist hij met zijn woorden openheid tussen mensen te bewerkstelligen zodanig dat ze weer naar elkaar wilden luisteren. Naar elkaar willen luisteren is toch het minimale uitgangspunt voor vrede.
Norbertus was ook een diepreligieus mens die in zijn leven gezocht heeft naar een vorm waarin hij het Evangelie zuiver en oprecht kon beleven. Hij heeft dit gezocht in de vorm van het canonieke kloosterleven. Ook wij, als volgelingen van Norbertus, zoeken ieder dag weer naar deze invulling in de vorm van het kloosterleven in onze twee gemeenschappen. Een leven volgens de drie Evangelische raden: Armoede, gehoorzaamheid en ongehuwd leven.
Deze drie raden zijn door onze emeritus abt Ton Baeten vertaald als leven met:
Open handen, open oren en een open hart.
Om de ander te willen en kunnen ontmoeten, om de ander te kunnen zien en horen, is openheid nodig. Die openheid ontbreekt in de eerste lezing.
De eerste lezing, staat bekend als het verhaal van de zondeval, maar is eigenlijk een ontroerende lezing. God zoekt de mens en roept de mens. De mens heeft zich namelijk verstopt voor God omdat hij zich realiseert naakt te zijn. In een eerdere passage van dit verhaal had de mens zich al verstopt voor elkaar door zich te verbergen achter bladeren.
In dit verstoppen blijkt de zonde. Zonde is zo handelen dat de relatie tussen de mensen onderling en de relatie tussen de mens en god gebroken is. Dit is in de eerste lezing het geval. De mens voelt zich naakt voor elkaar en voor God. Je naakt voelen bij de ander betekent dat je niet op je gemak bent, dat je je mogelijk niet gekend voelt door de ander dat er sprake is van schaamte tegenover de ander.
Zonde en zelfs erfzonde zijn lastige onderwerpen, maar de mens is zondig, is gebroken, dat is een feit. Wij allemaal zoals we hier aanwezig zijn, zijn mensen met onze goede en minder goede kanten. We worden geboren met in onze genen ervaringen van onze voorouders; mooie en minder mooie ervaringen. We worden geboren in een wereld die nog lang niet perfect is. In deze gebrokenheid staan we. Deze gebrokenheid zijn we.
In het verhaal van de verboden vrucht had god ook kunnen kiezen om de boom van de kennis van goed en kwaad niet in te tuin te planten. Of om er zo’n groot hek om te zetten dat de mens er nooit bij zou kunnen komen. Maar dat wilde god niet. In het verhaal wordt de vrijheid aan de mens gegeven zelf te kiezen wat te doen en daarmee krijgt de mens verantwoordelijkheid. De wil van god doen is dus misschien wel die vrijheid nemen en die verantwoordelijkheid durven dragen. De wil van god doen betekent dan niet automatisch dat er geen sprake is van vrijheid. De wil van god doen ontslaat je niet van je eigen verantwoordelijkheid. Integendeel zou ik zeggen. Het betekent naakt te durven staan tegenover god en je medemens. Het betekent je kwetsbaar op te durven stellen met al je hebbelijkheden en onhebbelijkheden met die kanten van jezelf waar je blij mee bent, maar ook de kanten waar je niet zo blij mee bent.
En dan kom ik toch nog even bij de stal als huis van Jezus. De stal verwijst naar Kerst het feest van de menswording waar we vieren dat god het mens-worden zo serieus neemt, dat hij in Jezus zelf mens is geworden. Jezus heeft ons voorgeleefd hoe wij mens kunnen worden en dat mag met vallen en opstaan. Om te kunnen vallen, heb je ruimte nodig. Het is zowel aan jezelf als aan de ander om je die ruimte te gunnen. In het evangelie van vandaag ervaart Jezus dat hij zowel van het toegestroomde volk als van de Schriftgeleerden deze ruimte niet krijgt. Alleen de zwarte kant van Jezus wordt door hen gezien. Jezus gaat naar zijn huis, maar komt blijkbaar niet thuis.
In dit alles herken ik de betekenis van de ring die ik draag. Deze ring heb ik gekregen van mijn moeder vanwege mijn levenskeuze. Op de ring is een tekst gegraveerd: ‘Jij raakt mij, maakt mij mens.’ Het is een ring half geel- en half witgoud twee kanten aan de mens. Deze ring is gebroken, hij is niet perfect rond, maar de uiteinden raken elkaar wel.
We zijn als mens nu eenmaal niet perfect, maar dat hoeft ook niet. We mogen fouten maken om van te leren. Als we zo open zijn om dit van onszelf en van de ander te erkennen en accepteren, is er ruimte om te kunnen groeien.
Daar ligt misschien de uitdaging van het doen van Gods wil; dat we los durven laten waar we zelf vast aan zitten, aan beelden van de ander of aan ideaalbeelden van onszelf. Dat we los durven laten en ons naakt en kwetsbaar durven opstellen. Dat we door de zichtbare buitenkant heen durven kijken om open te staan voor het onzichtbare. Dat we durven ingaan op Gods roepen naar ons. Dat we ons niet verstoppen, maar dat we zijn wil volbrengen en onze wil met alle schijnzekerheden en schijnveiligheid durven loslaten.
Dat we samen op weg durven gaan als broeders en zusters met open handen, open oren en een open hart zodat de ander ons kan raken waardoor we daadwerkelijk thuis kunnen komen bij onszelf en daarmee ook een thuis kunnen zijn voor de ander. Dat we ons als kerkgemeenschap steeds weer laten inspireren door de woorden van de Schrift en deze woorden ook omzetten in daden zodat er dwars door de vaak harde zichtbare werkelijkheid iets zichtbaar kan worden van het nu nog onzichtbaar mogelijke.