Bidden

1 mei 2016

Overweging 1 Mei 2016

Lezingen

Handelingen 15,1-2.22-29

Openbaring 21,10-14.22-23

Joh.14,23-29

 

Zeven maal zeven weken duurt de paastijd. Een week van weken. Pinksteren is de vijftigste dag, de glorierijke slotviering  van Pasen. Dan begint een nieuwe periode, de periode van de Heilige Geest.

Zeven maal zeven weken wordt  de verrijzenis des Heren dus gevierd en overwogen. Aan één stuk wordt  de  verrijzenis verkondigd.

Vandaag is het het begin van de zesde week van Pasen. Eigenlijk nog een week te vroeg, om de balans op te maken. Maar met Hemelvaart  en met Pinksteren zijn andere gebeurtenissen aan de orde. Daarom willen ik dat nu doen .

Wat betekent het Paasmysterie in mijn huidige dagelijkse leven? Hoe neem ik de boodschap van verrijzenis op in mijn gewone leven? Hoe beleef ik concreet het geloof in de verrijzenis? Daarover wil ik in deze overweging nadenken.

Het grote probleem is, dat de verrijzenis voor ons een mysterie is en blijft. Ik weet eigenlijk niet goed,  waarin ik precies geloof, als ik in de verrijzenis van Christus geloof en in mijn eigen verrijzenis. Ik weet niet hoe en wat dat zal zijn. Ik  kan het niet onder woorden brengen. “Ik ben de Verrijzenis en het eeuwig leven. Wie in Mij gelooft, zal leven zoals Ik leef,” zegt Jezus. Je moet dus in een mysterie geloven en in dat mysterie leven. Het zal anders zijn dan we ons nu voorstellen, totaal anders. Het zal nieuw zijn, nieuwer dan nieuw.

Deze onwetendheid kan twijfel oproepen en vrees en angst. Je weet niet waar je aan toe bent. Je weet niet wat je te wachten staat. Huiver voor het onbekende. En  zal ik er wel bij zijn?

Deze onwetendheid kan ook hoop en verwachting oproepen. Ik heb toekomst , dank zij Jezus Christus, maar wat voor een toekomst? Wat is eeuwig leven…?!? We weten niet hoe het zal zijn.

We geloven het alleen op het woord van Jezus Christus, dat het eens zal zijn. Met Jezus meegaan is dus: durven geloven in zijn woord, dat uiteindelijk het woord van God is.

Ik mag geloven dat ik voor God belangrijk ben; dat God van mij houdt. Ik ben geen nummer voor Hem, maar iemand met een naam. Iemand die uniek is.  Onvervangbaar. God wil daarom niet dat ik verloren ga; dat ik in het niets verdwijn. Hij zal daar voor zorgen. Hij maakt alles nieuw.

De Schriften spreken natuurlijk ook over die toekomst, maar in oude woorden. Zij kunnen ook niet anders. De eerste lezing bijvoorbeeld van vandaag spreekt over een nieuwe stad. De heilige stad, van God –  uit de hemel – neerdalend. Die stad komt dus bij God vandaan. Niet de zon, maar de luister van God verlicht de stad. De stad straalt van Gods heerlijkheid. En alles schittert er – van goud en het kostbaarste edelgesteente. Het beste van het beste. Wij kunnen over God en het goddelijke ook niet anders spreken. We hebben alleen onze taal, we spreken in menselijke termen. Nooit in goddelijk termen.  Hij is de onzegbare, de onnoembare..!

Jezus gebruikt voor deze ideale situatie in het evangelie het woord ‘vrede’. De pax Christi – die alles en allen omvat. Ik ben persoonlijk in die vrede vervat, ook mijn medemensen. Allemaal. De schepping en de natuur. God en heel de hemelse legerschare. Jezus zegt er dan wel bij: “Niet zoals de wereld vrede geeft, geef ik jullie vrede. Ik geef jullie een andere en diepere vrede, een hemelse vrede

Vrede – diep in je binnenste en met alles daarbuiten”. Die vrede die Jezus ons beloofd, is ook een weer een mysterie. We kunnen hier alleen maar vermoedend geloven.

We kunnen ons van die vrede ook weer geen voorstelling maken, maar we kunnen wel op onze manier er aan mee meewerken, om die vrede te verwezenlijken. Want de verrijzenis, de nieuwe vrede is in beginsel al begonnen. In Jezus Christus. En in ons – met Pasen, met het doopsel..

Wij zijn in Jezus opnieuw geboren, tot kinderen van God. Daarom is de opdracht aan ons

om de oude mens steeds meer af te leggen, met al zijn gedragingen en de nieuwe mens steeds meer aan te trekken. Door te werken en te schaven aan ons zelf. Opstaan uit het oude. Vernieuwing van je zelf. Vernieuwing ook van de gemeenschap, daardoor..

Paus Franciscus geeft op dit gebied ons een hint; hij maakt het concreet. Wij kunnen aan die vrede van Christus werken, zegt hij, door barmhartigheid te beoefenen. Barmhartig zijn voor je zelf en voor elkaar. Vrede is allen maar mogelijk in onze situatie, als we barmhartig zijn voor elkaar. We zijn allemaal beperkte en zwakke mensen die fouten maken, die beloftes en geloften niet nakomen, die hun woord niet altijd houden, die niet altijd eerlijk en betrouwbaar zijn. En die toch een goed leven willen leiden met goede bedoelingen.

Barmhartig zijn daarom voor elkaar. Dan zal de God van de vrede, barmhartig zijn voor ons. En ons eens in zijn hemels paradijs toelaten.

We hebben daarbij God dringend nodig, die in zijn liefde een barmhartige God is, die zijn Geest zal zenden, de Geest met Pinksteren. Dat betekent een nieuw tijdperk in de liturgie en in de geloofs- gemeenschap. De Geest van de Vrede zal on helpen op vredelievende mensen te zijn.

Theo v.d. Vossenberg