6 mei 2018
Zesde zondag van Pasen 2018
Lezingen: Handelingen 10,25-26.26-35.44-48
1 Joh.4,7-10
Joh.15,9-17
‘Als je mijn geboden onderhoudt, zult gij in mijn liefde blijven; gij zijt mijn vrienden als gij doet wat ik u gebied..’ tekst uit het Evangelie. Hoe zijn die twee met elkaar in overeenstemming te brengen: Liefde en geboden. Hoe zijn die aan elkaar te koppelen. Zij lijken elkaar uit te sluiten: liefde en geboden.
Liefde is een totaal andere houding dan gebieden, geboden opleggen.
Althans als je liefde ziet als verliefdheid. Als het vooral een gevoel is van genegenheid, van hartelijkheid. Dan zorg je dat er geen steen op het pad ligt, waar de geliefde zich kan stoten. Vele liederen, gedichten bezingen deze liefde.
Verliefdheid kun je niet gebieden of verbieden. Dat ervaren ouders, wanneer hun zoon met een meisje thuis komt, dat hen niet aanstaat of van een andere kerk is of uit een ander land komt. Als je dat verbiedt, heb je kans dat je zoon niet meer thuis komt. Want deze verliefdheid is altijd sterker. Deze verliefdheid kan wel voorbijgaan, uitdoven. Dat zien we om ons heen. De twee verliefden hebben dan niets meer tegen elkaar te zeggen. Dan gaan de twee uit elkaar, omdat ze feitelijk al uit elkaar zijn.
De Liefde die Christus bedoelt, is geen verliefdheid, maar liefde als respect, als waardering: elke mens zien als naaste, als medemens. Deze liefde is niet van voorbijgaande aard. Die gaat nooit voorbij. Want die komt niet alleen uit het hart, maar die komt ook uit het verstand, uit de wil, uit de visie van Jezus Christus. Deze liefde kan daarom een gebod zijn. Je moet elke mens zo zien. Als naaste. Als medemens. Tegenover hem heb je verplichtingen.
Dat heb ik wel eens tegen echtparen gezegd: ook als je uit elkaar wilt gaan, blijft deze liefde, dat je elkaar moet respecteren.
Zelfs als de medemens een vijand is geworden, blijft dat gebod van kracht.
De vijand blijft je naaste, hoe vijandig hij ook is. Daarom moet je je vijand lief hebben, zegt Jezus. Respecteren als medemens, kan wel eens moeilijk zijn. Als hij zich niet als zodanig gedraagt. Soms als een beest. Toch blijft hij in wezen even waardig. Het blijft een mens. Uit welk land ook.. man of vrouw.. van elke godsdienst. Door God geschapen en geroepen.
Deze naastenliefde is een gebod. Van God. “Gij zijt mijn vrienden als gij doet wat ik u gebied. Als gij de naastenliefde beleeft.”
Elke mens moet gerespecteerd worden. Daarom is deze liefde rechtvaardig.
Elke mens is voor deze vorm van liefde gelijk. Niet voor de verliefdheid, dat is duidelijk een keuze. Maar voor de naastenliefde is iedereen gelijk. Naasten-
liefde is in wezen rechtvaardig.
Deze relatie met de medemensen neemt in ons leven voortdurend andere vormen aan. Er zijn vele, verschillende, persoonlijke relaties, die ons binden.
We hebben familie-relaties. Vriendschappelijke relaties. We hebben goede kennissen, buren, medewerkers, cursisten. We hebben relaties vanuit onze hobbies, sport, werk, vak. We hebben verschillende belangen. Geloofsgeno-
ten, dorpsgenoten, stadsgenoten, landgenoten. Dat zijn vele en verschillende banden die ons binden. Daardoor zijn bepaalde medemensen ons meer en anders nabij en meer vertrouwd dan anderen. Onze verhouding tot mede-mensen waaiert uit in verschillende relaties, waardevolle relaties, die je moet koesteren en waarderen. Er zijn ook medemensen waar ik geen kennis van heb, ook geen relatie. Ik weet zelfs niet dat ze bestaan.
Toch blijft steeds gelden: als ik ze tegenkom, zijn het mijn naasten. Ik moet ze als mede-mens behandelen. Volgens Christus. Even waardig. Als even mens. Als naaste.
Waarom wil God dat we de medemens lief hebben?
Omdat Hij zelf liefde is. Zoals Johannes zegt: God is liefde
Als wij liefde dus centraal stellen, in ons leven, zitten we op het spoor van God.
Dat is een veilig spoor, dat goed aankomt. Bij God zelf.