25 juni 2017
Overweging 25 juni 2017 12de zondag door het jaar.
Lezingen: Jeremia 20,10-13
Rom.5,12-15
Mt.10,26-33
“Er valt geen mus op de grond buiten de wil van de Vader.
Wij zijn meer waard dan een zwerm mussen.”
Deze uitspraak van Jezus is belangrijk voor mensen, die denken dat ze niets waard zijn.“Ik tel niet mee. Ik ben niet de moeite waard, dat ik leef. Ik ben voor iedereen een blok aan het been.” Dit minderwaardigheidscomplex treft men bij ouderen aan. Ook bij jongeren. Het kan zijn dat de omgeving je het gevoel geeft, dat je niks waard bent. Dat je nergens voor deugt. En dat ook met evenveel woorden zegt. En nog meer laat voelen. Dat veroorzaakt of versterkt dit minderwaardigheidsgevoel.
Maar het is de waarheid niet. Elke mens is een waarde in zich; omdat hij mens is. Dat is het democratisch beginsel. Elke mens is een rechtspersoon. Heeft dus rechten en plichten. Voor de wet is iedereen gelijk. Iedereen heeft recht op een eerlijke behandeling. Eventueel op een eerlijk proces, op rechtvaardigheid. Daarom wordt er alom gepleit voor de mensenrechten. Niet dat iedereen die rechten ook naleeft. Het is wel een punt waarop iedereen, ook een land, kan worden aangesproken.
Elke mens vertegenwoordigt een waarde in de samenleving.
Het evangelie van vandaag zegt: iedereen betekent ook een waarde in de ogen van God. Hij heeft elke mens met wonderlijke kunde en met grote zorg en liefde geschapen. Elke mens is een persoon-lijk schepsel Gods. Zoals ps.139 uitvoerig en treffend zegt.
“Uw schepping ben ik in hart en nieren.
Gij hebt mij geweven in de schoot van mijn moeder.
Gij heb mij zo wonderlijk gemaakt.
Door U ben ik gekend, mijn ziel en mijn gebeente.
In mij was niets voor uw ogen geborgen,
toen ik werd gevorm in het diepste geheim,
prachtig gevlochten in de schoot van de aarde.
Ik was nog ongeboren, Gij had mij al gezien.”
God heeft mij dus uiteindelijk in het leven geroepen. Hij staat aan het begin van mijn leven.
Hij is mijn oorsprong, mijn begin. Dat geeft de verhouding aan tussen de Schepper en mij.
Ik ben dus geen product van een louter natuurkundig, biologisch en fysisch proces. Koud en kil en blind veroorzaakt. Ongezien en ongekend, onbemind, onpersoonlijk en rationeel. De ratio of de rede is louter wiskundig, koud en zonder hart. Als een machine, die automatisch doet, wat gedaan moet worden. Mensen die louter natuurkundig denken zijn arm. Hebben geen ondergrond, geen persoonlijk fundament in hun leven. Geen ruggensteun van een goede God. Of menen dat ze dat niet te hebben. Ze geloven daar niet in.
Het standpunt van een gelovige is ruimer en rijker. Wij geloven dat er iemand is die om ons geeft.
Dat we Vader mogen noemen . Volgens Jezus Christus. Want zo is Hij ook. Daarom bidden wij “Onze Vader die in de hemel zijt..” Ik vraag me wel af: beseffen we wat dat inhoudt, dat God mijn Vader is. Geen hardvochtige Vader; maar een zachte kracht. Een Vader, die zorg voor ons heeft. “Uw Vader weet wat ge nodig hebt.” (Mt.6,8) “Hij zal geen steen geven als gij om brood vraagt.” (Lc.11.11) “Twee mussen verkoopt men voor een stuiver”, zegt het evangelie. “En toch valt geen mus buiten de wil van de Vader op de grond. Wij zijn meer waard in zijn ogen dan een hele zwerm mussen.” Wij gaan God ter harte. Hij heeft hart voor mij; belangstelling, zorg. Die Vader is liefde, zegt de evangelist Johannes. Hij houdt van mij persoonlijk. We worden hartelijk omarmd door Hem. Een omarming van genegenheid en bescherming. God waakt over iedere mens.. Hij beschermt ons. Hij heeft de macht er toe. Hij wordt geschetst als een rots, een burcht.Een goede Herder, die zijn schapen weidt. Een vogel die zijn jongen beschermt
Toch kan een mens zich owaardig voelen ten overstaan van Hem. De honderdman, een legerofficier, zegt in het Evangelie tot Jezus: ( Lc. 7,6vv) “Heer, doe verder geen moeite; ik ben niet waard dat u onder mijn dak komt. Eén woord van U is voldoende om mijn knecht te doen genezen. “
Deze houding van de honderdman heeft niets te maken met minderwaardigheidsgevoel. Maar met realiteitszin. Ik voel me klein in het licht van de majesteit van God. Ik ben ook klein. Die kleinheid wordt pas goed zichtbaar als we in de nabijheid van grote God komen.
Dat bezingen wij uitvoerig in de psalmen.
Ps. 136 bijv. “ Looft de Heer, goedertieren is Hij, tot in eeuwigheid is zijn genade.“
Ps. 150 “Looft God, om zijn daden van macht. Looft Hem krachtens zijn mateloze grootheid.”
“Eer aan de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.”
“Het heil en de eer en de macht zijn van onze God.” zingt de Apoc. 18/19
Dit is huiver voor de enorme grootheid en heerlijkheid van de Heer God. Eerbied en respect voor de Majesteit. We buigen en knielen voor Hem.. ..
Zo zijn de feiten. Zo is de realiteit. En die grote God zegt dan tot ons: “Jullie zijn mij meer waard dan een hele zwerm mussen. Veel meer. Jullie zijn mijn kinderen. Ik ben jullie vader.. “
Dat is een rijkdom. Zalig zijn zij die daarin geloven en er ook naar leven.