Bidden

20 augustus 2017

20ste zondag A-jaar 2017, 20 augustus.
Jesaja 56,1-7; Rom. 11, 13-15’29-32; Mt 15,21-28

Overweging (TH)
Het is vandaag een gewone zondag door het jaar, de 20stealweer
En die gewone zondagen zijn heel belangrijk voor ons Christenen, niet alleen omdat we samen komen om te vieren maar ook omdat we Jezus zelf horen spreken en omdat wij horen hoe Hij met mensen omgaat.
En we weten dat Gód zo met mensen omgaat,
want wie Jezus ziet, ziet ook de Vader en leren wij hoe wij als christenen in het leven staan.
Ik denk dat U daarom, evenals wij…goed heeft geluisterd naar wat uit de schrift vanmorgen is voorgelezen.
Want er gebeurt bij Jezus iets bijzonders.

Kunt u zich dat voorstellen, dat Jezus en zijn leerlingen zich even terugtrekken op wat neutraal terrein,
het grensgebied in het Noorden van Palestina bij de handelssteden Tyrus en Sidon.
Even rust na hun rondtrekken langs steden en dorpen van hun land, even loskomen van hun taak en zorgen.
Maar dan ineens komt die Kanaänitische vrouw opdagen met haar probleem.
En dat liegt er niet om
Haar dochter die van een duivel is bezeten en er vreselijk onder te lijden heeft.
Die moeder dus ook en haar gezin waarschijnlijk, en de buren en haar omgeving.
Ze heeft zeker over Jezus gehoord, wat Hij allemaal doet en zegt en ze gaat naar Hem toe.
Ze spreekt Hem aan op zijn Messiaanse titel: Zoon van David, en Messias betekent, dat weet u, Helper en Verlosser.
Je zou zeggen, daar kan Jezus niet omheen en toch negeert Hij die vrouw.
En dat past helemaal niet bij Hem, dat verwacht je niet van iemand die zieken geneest, gehandicapten herstelt en zelfs doden weer doet leven.
Het is eigenlijk heel inconsequent. Hier is het anders. Hij geeft haar geen antwoord,
maar die moeder laat zich niet zomaar afschepen.
Het is haar kind, haar vlees en bloed en ze weet: het is nu of nooit!
Ze blijft de leerlingen achterna roepen en die worden dat spuugzat en vragen Jezus die vrouw in godsnaam weg te sturen.
Dit doet mij denken aan het verhaal dat Jezus zelf vertelde
over de onrechtvaardige rechter,
die geplaagd wordt door een weduwe die haar recht bij hem komt halen.
Ze blijft zolang aan zijn hoofd zeuren dat hij toegeeft
om van haar af te zijn.
Het is een gelijkenis van Jezus, over hoe wij moeten bidden
en volhouden, dag na dag, om van God iets gedaan te krijgen!

Jezus verontschuldigt zijn afwijzend gedrag bij de vrouw door te zeggen:” ik ben alleen gezonden tot de verloren schapen van het Huis van Israël”. Dat is zijn opdracht, zijn taak, duidelijk afgebakend,
het eigen volk, Israël, eerst.
Maar de vrouw geeft niet op.
En ik kan me voorstellen dat Jezus verrast is door wat zij zegt.
Dat lijkt zelfs een beetje op antwoorden die Hijzelf gaf in penibele situaties
als bv. Hem het vuur aan de schenen wordt gelegd over belasting betalen:
moet aan de keizer van de bezettingsmacht, de Romeinen, belasting worden betaald of niet.
Dan vraagt Hij om een munt en kijkt en zegt: van wie is die beeldenaar, en ze zeggen: van de keizer, waarop Hij zegt:
geef aan de keizer wat van de keizer is en geef aan God wat van God is.
Iets dergelijks gebeurt ook, wanneer ze een overspelige vrouw bij Jezus brengen en vragen: moet zij gestenigd worden volgens onze wet of niet. Jezus zegt dan: wie zonder zonde is werpe de eerste steen..en dan staat er: ze dropen af, een voor een, de oudsten het eerst!
Jezus houdt van de snedige antwoorden
en is hier geraakt door het antwoord van de vrouw over de hondjes die óók de kruimels eten die van de tafel van hun baasjes vallen.
Maar in dit verhaal zit nog iets bijzonders,
deze Kanaänitische , een niet- joodse vrouw, bewerkt bij Jezus,
dat hij vérder gaat zien dan zijn strikte opdracht en zending voor zijn volk.
Daar, in het grensgebied, krijgt Hij door de vrouw de kans een stap verder te zetten en wordt Hij misschien onbewust geattendeerd
op wat we van Jesaja hoorden in de eerste lezing: “de vreemdeling die zich bij de Heer aansluit om Hem te dienen, zij,
die zijn naam met liefde vereren en zijn dienaren willen zijn,
hen breng ik naar mijn heilige berg, want mijn huis zal worden genoemd: een huis van gebed voor alle volken”.

Jezus ontvangt via deze vrouw, deze vreemdelinge met haar groot geloof, waardoor Hij geraakt wordt(!), van zijn Vader zijn wereldwijde opdracht en zending.
Dát zal Hij doorgeven aan zijn apostelen en al zijn leerlingen, ook aan ons.
Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend ik U, maak alle volken tot mijn leerlingen, of zoals Jesaja het zegt: Mijn huis zal een Huis van gebed zijn voor alle volken.
Daarom zijn we welkom, wie we ook zijn, wat we ook zijn, welke geaardheid we ook hebben, welke onze cultuur ook is, welke huidskleur ons siert.

In dit evangelie worden grenzen opgeheven en zijn we allen welkom aan deze tafel waar we het brood van het leven, Jezus Christus ontvangen, om te weten, én het te leven…dat we elkaar gegeven zijn.