18 oktober 2015
Liturgie 29-ste zondag door het jaar: 18 oktober 2015
Lezingen: Jesaja 53,10-11; Hebreeën 4,14-16; Marcus 10,35-45
Overweging
Met Jakobus en Johannes kunnen wij, mensen uit West-Europa zaken doen! ‘Geef dat in uw glorie één van ons aan uw rechterhand en de ander aan uw linkerhand moge zitten.’
Het ‘hebben’, het verzekerd-zijn van ons welzijn via het bezitten van een goede plek met macht en rijkdom, veel geld, zit ons ingebakken. Alles draait om het ‘hebben’. Als je veel hebt, veel bezit aan goederen en geld, aan macht en invloed, zit je goed. Alles draait om geld, om glans, om uiterlijk vertoon.
Is dat ook niet één van de oorzaken van de financiële en economische crisis waar we in zitten?
In West-Europa en in de VS. zit het ‘vooruitgangsgeloof’ tot in onze poriën: technische en economische vooruitgang betekent dat het beter wordt, en gelukkiger.
Johannes en Jakobus zagen dat ook. Als je er tenslotte niet beter van wordt, waarom zou je Jezus dan achterna gaan? Ze hadden niet voor niets hun vader en hun netten achtergelaten.
Maar die Jezus, die zij achterna zijn gegaan, straft hen onmiddellijk af: ‘Jullie weten niet wat je vraagt! Jullie begrijpen niet wat mij bezighoudt.’
De tien anderen zijn geen haar beter. Zij voelen zich door de twee zonen van Zebedeus bedreigd, weggeconcurreerd. En ze laten dat duidelijk horen.
Het antwoord van Jezus staat haaks op hun gewenste manier van omgaan met anderen: die anderen moeten naar ons pijpen dansen. En gebeurt dat niet goedschiks, dan maar met harde hand. Want al te goed is buurmans gek. Je moet tenslotte niet over je laten lopen.
Jezus gaat gedeeltelijk mee met ons denken: ‘Als je groot wil worden (en dat wil je toch!), Als je de eerste wilt zijn (en dat wil je toch!), dan …moet je dienaar, knecht van allen zijn.
Kijk maar naar wat Ik aan het doen ben: Ik dien; Ik ga zelfs zo ver, dat ik bereid ben mijn leven te geven.’ Hij gebruikt een term uit de sociaal-economische sfeer: ‘Mijn leven bied ik aan als een ‘losprijs’ die gegeven wordt om een slaaf of een krijgsgevangene los te kopen.’
In de wereld van Jezus Messias gaat het anders toe dan in de wereld, waarin wij dagelijks verkeren.
Wij zijn opgevoed met rangen en standen, leren en werken om iets te bereiken. In onze samenleving moet je omhoogklimmen op de maatschappelijke ladder, carrière maken, aanzien verwerven. Dat leidt altijd tot spanningen, niet alleen in onszelf, omdat we bang zijn te falen, maar ook naar anderen toe. Mensen worden elkaars concurrenten en tegenvoeters.
Waar het zo toegaat in onze samenleving moet je ook niet verbaasd zijn als mensen elkaar niet meer als een tegenover maar als een directe bedreiging van hun persoonlijk bestaan ervaren.
We gebruiken armen en benen om iemand terzijde te schuiven of weg te werken. Over de rug van de ander proberen we verder of hoger te komen.
De sterksten winnen en halen de prijzen weg.
En wat erger is, we doen er allemaal op een of andere manier aan mee, want wie heeft niet zijn helden of heldinnen, en hoe vaak staan we langs de weg om een bepaalde persoon toe te juichen!
Dat is echter niet de weg van Jezus Messias, niet de weg van wet en profeten, niet de weg naar Jerusalem.
Jezus herinnert ons aan Jesaja, als deze spreekt over de lijdende dienaar van de Aanwezige.
Jesaja profeteert, zoals we hoorden in de eerste lezing, aldus; en dan citeer ik de tekst zoals die in de ‘Bijbel in Gewone Taal staat’:
10 Want de Heer wilde dat zijn dienaar zou lijden. Zijn dienaar moest gedood worden. Hij moest zijn leven geven om de schuld van de mensen te dragen. Gods dienaar heeft de schuld van de mensen weggenomen. Daarom zal hij weer leven, en hij zal veel nakomelingen krijgen. Hij zal ervoor zorgen dat Gods plannen uitgevoerd worden.11-12 Als zijn lijden voorbij is, zal hij weer leven in het licht. En hij zal begrijpen wat God voor de mensen gedaan heeft,’zegt de Bijbel in Gewone Taal
In de geest van deze profetie behoren we de evangelielezing van deze dag te verstaan, want daar houdt Jezus zijn leerlingen en dus ook ons de onontkoom-baarheid aan lijden en dood voor ogen.
De lijdensliederen van Jesaja tonen ons het beeld van een mens, die anderen dient tot aan de uiterste grens van het mogelijke.
Deze dienst leren we in de mate, waarin we bereid zijn te sterven aan alles wat ons aan dit leven bindt.
Het mag dan een uitverkiezing zijn tot het volk van God te behoren, maar dat betekent niet dat we ons vervolgens boven andere mensen kunnen verheffen om hun onze wil op te leggen.
Uitverkiezing tot dienaar of dienares van God betekent, dat we de samenleving dienend tegemoet treden.
Zoals Jezus tijdens de voetwassing opzag naar zijn leerlingen, zo bestaat onze dienst hierin, dat wij anderen opheffen en tot aanzien brengen.
In het evangelie corrigeert Jezus de verontwaardiging van de leerlingen.
Die zijn niet boos, omdat Johannes en Jakobus geen goede dienaren zouden zijn, maar omdat zij zich willen verheffen boven de overige leerlingen en hen zo voorbijstreven.
Neen, zegt Jezus, wij zijn alle dienaren van de wereld. Dat is de kern van onze roeping en daartoe is ook de Mensenzoon in de wereld gekomen.
We zijn er niet om mensen op tronen te zetten maar om hen op de been te helpen, zodat ze op een waardige en menselijke manier hun plaatsen in het leven kunnen innemen.
De heerlijkheid, welke ons dan ten deel zal vallen, kunnen we beter aan God over laten. Zo klinkt het ook in Psalm 19 die we zojuist hebben gezongen:
Refrein: Het woord des Heren is bron van leven, hartverkwikkend, helder water.
Gods getuigenis betrouwbaar, zijn geboden recht en reden,
licht voor ogen, onverstand wordt vnjs. – Refrein
Wat Hij belooft is louter waarheid, enkel vrede;
wat Hij doet is welgedaan, tot in eeuwigheid. – Refrein
Even kostelijk als honing, nee nog meer,
kostbaarder dan zuiver goud is het woord des Heren. Refrein
‘Elke dag dienend’, ‘trouw aan het alledaagse’, het zijn de woorden die Jezus op het lijf geschreven zijn. ‘De mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen’, zegt hij van zichzelf.
En daarmee roept hij zijn leerlingen en ons, wij allen, die Hem willen volgen ertoe op dienaar te zijn.
Dienaar van mensen, ja zelfs het woord ‘slaaf’ gebruikt Jezus hier. Slaaf worden van Gods bevrijdende boodschap. Dat wil zeggen: je helemaal in dienst stellen van die boodschap.
Pas als je je daaraan ondergeschikt maakt, kun je een mens worden die innerlijk zo ruim en vrij is dat hij/zij het belang van de medemens steeds voorrang kan geven boven zijn/haar eigen belang.
Moet je dan altijd de nederige, de dienaar zijn?
Het antwoord is ‘ja’, wanneer je kunt erkennen dat het leven, dat de schepping je gegeven is.
Niet om daarover te heersen, maar om je daarvan in dienst te stellen en er dankbaar gebruik van te maken.
Het antwoord is ‘nee’, wanneer het een nederigheid is, een dienstbaarheid zou betekenen die een aantasting is van je eigenwaarde; en jezelf een sloofje wordt, Dan doe je afbreuk aan de opdracht die ieder van ons gegeven is: met je eigenheid, je kracht en je talenten getuigen van de blijde boodschap.
‘Nederigheid’ betekent in het Engels ‘humility’; de wortel van de Engelse woord ‘humility’ is het Latijnse woord humus, dat ‘grond’ of ‘aarde’ betekent.
Nederig zijn is met beide benen op de grond staan. Daaruit volgt: realistisch, eerlijk en oprecht zijn. Deze wortel verbindt humiliteit met humaniteit, wat humaan zijn is ‘gemaakt zijn van humus.
Dienstbaarheid van mensen aan elkaar is ook de drijvende kracht van een gemeenschap, of dat nou ene gezin, kloostergemeenschap, parochie of wat voor samenleving, gemeenschap dan ook.
Het gaat er om je geloof, je hoop, je creativiteit en talenten inzetten om er levende gemeenschappen van te maken.
Dan is ‘zijn’ belangrijker dan ‘hebben’.
Zo bouwen we samen stap voor stap aan het koninkrijk van God, ieder op zijn of haar eigen plaats, en op haar of zijn eigen wijze dienstbaar.
Deze maand is het wereld missiemaand. Als we kijken naar de landen waar missie gestalte wordt gegeven, dan zien we heel veel mensen die niet heersen, maar dienen. Die hun medemensen op alle mogelijke manieren, via allerlei organisaties en acties helpen. Zij hebben die boodschap van Jezus duidelijk begrepen.
In ons leven kunnen we dienstbaar zijn aan elkaar, door te luisteren, door open te staan voor het wel en wee van anderen, door je niet verheven te voelen boven anderen, door niet te vlug toe te geven aan de bekoring anderen te veroordelen. Als we zo omgaan met elkaar, dan komt daarin de boodschap van het evangelie tot leven, dan zijn we die geloofsgemeenschap zoals Jezus bedoeld heeft, wat de regels van de kerk ook mogen zijn.
Jan Onland