Bidden

12 februari 2017

Overweging 6de zondag door het jaar op 12 februari 2017.
Lezingen: Sirach 15,15-20; 1 Kor. 2,6-10; Mat. 5,17-37

‘Wanneer gij wilt, kunt gij de geboden onderhouden en het is ook verstandig te doen wat de heer behaagt’ (Sir. 15, 15). hebben we in de eerste lezing gelezen. Dat is fijn om te lezen, om te horen. Dit is fijn want dan weet je een beetje waar je aan toe bent. Gewoon de geboden onderhouden en daarmee de Heer behagen. Maar in die eerste lezing wordt ook duidelijk dat er keuzes gemaakt kunnen worden; we hebben keuzevrijheid. Geboden en de vrijheid om zelf keuzes te maken, hoe verhouden die zich tot elkaar?

In de liturgie van de wereldkerk staat vandaag, naast de drie lezingen die we zojuist gehoord hebben, ook psalm 119 centraal. Deze psalm is de langste uit het psalmenboek. Hierin wordt dan ook de kracht, de schoonheid en de zin van de Tora bezongen met als refrein:
‘Een lamp voor mijn voet is uw woord,
een helder licht op mijn pad’ (Ps. 119,105).
Dat is ook weer lekker duidelijk. Dit is het pad en het licht wijst je de weg. Maar is het ook echt zo duidelijk want er zijn ook zijwegen en kruispunten in een mensenleven die om keuzes vragen. Welke kant ga je op?

Het licht op je pad kan bijvoorbeeld in de vorm van een ontmoeting. Een ontmoeting met een ander die voor jou zout en licht kan zijn. Zo’n ontmoeting kan je verder helpen. Maar niet iedere ontmoeting is even verlichtend. Een ontmoeting kan ook vertroebelen.

Laatst, in een pauze tussen twee colleges, kwam een student naar mij toe. Ze had een wat doffe blik ze leek niet erg in haar hum. Via wat prietpraat, wat loze woorden, kwam het hoge woord eruit:
“Rob”, zei ze “waarom heeft iedereen een leuk leven, behalve ik?” Voordat ik om uitleg kon vragen ging ze verder: “Als ik op Facebook kijk, zie ik bij iedereen spannende verhalen en mooie foto’s. Waarom heb ik dat niet?”

Deze student is niet de enige die zich deze vraag stelt. En het zijn niet alleen jongeren die vastlopen in het leven omdat ze zich laten verblinden door het zogenaamde ‘ideale’ leven van hun ‘vrienden’ op Facebook. Maar misschien heeft deze student wel een keuze en kan ze in plaats van zich te laten verlammen door alle woorden en alle beelden die haar overspoelen, de zaak vanuit een ander perspectief bekijken en zich afvragen hoe zij zelf een goed leven kan krijgen?

De posts op Facebook lijken de weergave van een ideale wereld. Maar, wat wordt er allemaal gedeeld en meer nog; wat niet? Wat wordt er allemaal verteld en meer nog; wat niet? Klopt het wel wat er staat? Is dat wat er gedeeld wordt wel het hele verhaal? Hoe echt is het wat er gedeeld wordt?

Vandaag, zoals elke zondag, richten we ons op een ‘post’ van lang geleden, uit de oude boeken. Woorden die een vergezicht van een wereld schetsen waar het écht goed is om te leven. Woorden die ons uitdagen om zelf ook echt te zijn. De woorden geven een richting aan ons leven en aan ons handelen.

De woorden van Jezus uit de Bergrede richten ons op de ander. ‘als gij uw gave komt brengen naar het altaar en daar schiet u te binnen dat uw broeder iets tegen u heeft laat dan uw gave voor het altaar achter, ga u eerst met uw broeder verzoenen en kom dan terug om uw gave aan te bieden’ (Mat. 5, 23-24).

De relatie met de ander moet oprecht zijn. De woorden die je spreekt moeten waarachtig zijn. ‘Uw ja moet ja zijn en uw neen, neen’ (Mat. 5, 37). We worden opgeroepen betrouwbaar te zijn. Spreek geen woorden van haat, maar woorden van liefde.

Want woorden hebben een enorme kracht. Het spreekwoord zegt: ‘schelden doet geen pijn’. Daar geloof ik niets van. Woorden kunnen de ander volledig van zijn of haar stuk brengen, letterlijk en figuurlijk stuk maken. Tegelijk zijn het vaak kleine woorden waarmee je het verschil kunt maken voor een ander.

Ik heb een prentenboek meegenomen met als titel: ‘Het land van de grote woordfabriek’. Op de achterkant staat heel kernachtig de inhoud van dit boek beschreven:
‘Een betoverend prentenboek over het magische vermogen van mensen om woorden inhoud te geven.’
Graag wil ik met u even stilstaan bij dit prentenboek.
‘Er is een land waar de mensen bijna nooit spreken. Het is het land van de grote woordfabriek. In dat land moet je de woorden kopen en dan heel voorzichtig inslikken om ze dan te kunnen uitspreken’ (De Lestrade, 2009). In dat land kost het een vermogen om te kunnen spreken. Florian, de hoofdrolspeler in dit boek, is een jongetje uit een arm gezin. Hij is tot over zijn oren verliefd op Siebelle. Al tijden droomt hij ervan om: “ik hou van jou” tegen haar te zeggen. Maar dat is veel te duur, daar heeft hij geen geld voor. ‘Mensen zonder centen zoeken soms in vuilnisbakken naar weggegooide woorden. Maar tussen al die wegwerpletters zit vooral veel rommel: roddel en kletskoek en oudewijvenpraatjes’ (De Lestrade, 2009).

Vandaag, op de verjaardag van Siebelle, heeft Florian geluk. Hij heeft in een vuilcontainer drie woorden gevonden: kersenrood, pannenlap en stoelendans. Hij is dolgelukkig, want nu heeft hij iets te zeggen op de verjaardag van zijn grote liefde. Hij ontmoet haar in het trappenhuis van de flat.
Ze glimlachen in stilte naar elkaar. Maar dan schrikt Florian want achter Siebelle ziet hij Oscar staan. Oscar heeft steenrijke ouders. Tot zijn ontsteltenis hoort hij Oscar tegen Siebelle praten! Heel protserig en met een omhaal aan woorden, verklaard hij Siebelle zijn liefde.

Florian gaat verdrietig op de trap zitten. Maar dan bedenkt hij zich. En uit de grond van zijn hart
spreekt hij zijn drie woorden uit naar Siebelle.
De woorden komen aan, dat is zichtbaar. Deze schijnbaar zinloze woorden zijn zo vol betekenis omdat ze recht uit het hart komen, omdat ze recht doen aan de ander, omdat ze recht doen aan de liefde.

Op Facebook en Twitter vliegen de woorden ons om de oren. Volgens mij is er vaak sprake van afvalwoorden zoals in het prentenboek beschreven staat: roddel en kletskoek. Het zijn niet altijd woorden die recht doen aan de ander. Je hoeft in onze wereld niet rijk te zijn om te twitteren. Iedereen kan van alles en nog wat verkondigen. Het is ons recht, onze vrijheid van meningsuiting.
Hieruit blijkt dat we vrij zijn om te doen wat we willen en te zeggen wat we willen.
Maar of het ook daadwerkelijk een goede boodschap is?
De woorden van Jezus zijn te vinden in het Evangelie, letterlijk de Goede Boodschap. Het Evangelie is gebaseerd op de Wet en de profeten, op de hele Tora. Jezus zegt in de Bergrede dat hij van de regels nog geen jota wil veranderen. De woorden zijn goed, er is niets mis mee. Het zijn woorden van vrijheid. Maar wat doen wij met die woorden? Wat doen wij met het magische vermogen om woorden inhoud te geven?

Volgens het Jodendom staan er 613 geboden in de Tora. In de joodse mystiek hebben getallen een bijzondere betekenis. Getallen kunnen gezien worden als een optelsom. Deze 613 geboden vormen de som dan 6 + 1 + 3 = 10. De 613 geboden zijn terug te brengen tot 10 geboden: dé 10 geboden. Als je de getallensymboliek op tien loslaat krijg je de som 1 + 0 = 1. Uiteindelijk is er maar 1 gebod: het gebod van de liefde, een drievoudige liefde:
de liefde richting God
de liefde richting de naaste
de liefde richting onszelf.
We hebben zelf de keuze wat we doen met woorden, wat we doen met de tien woorden. De keuze is aan ons hoe we in vrijheid omgaan met het ene gebod met het gebod van de liefde.

Augustinus, de regelvader van de Norbertijnen, heeft de onlosmakelijke relatie tussen gebod en vrijheid krachtig verwoord. Hij doet dit heel kernachtig, eigenlijk zo simpel dat het lijkt op: ‘kersenrood, pannenlap en stoelendans.’
Augustinus heeft in paar eenvoudige woorden Wet en profeten zodanig belicht dat het meteen duidelijk is waarom het verstandig is te doen wat de heer behaagt en hoe je de geboden kunt onderhouden:

Heb lief
en doe wat je wilt…

Rob Tanke