Bidden

11 december 2016

Overweging derde zondag in de advent… 11 december 2016

Lezingen: Jesaja 35,1-6a.10 – Jacobus 5,7-10 en Matteüs 11.2-11.

Wachten
Wachten vindt onze tijdgeest niet fijn. We leven in een haastige samenleving. Alles kan en moet daarom sneller.. 130 km., liefst nog harder. Vandaag bestellen, morgen in bezit. Kontact per email. Men verwacht direct antwoord. “Heb je mijn email nog niet geopend?” Men verwacht dat je de vinger voortdurend aan de knop van de emails houdt om direct te antwoorden
Vroeger ging het leven in de samenleving veel en veel langzamer. De post deed er dagen over. De wegen waren hobbeliger, smaller; het rijden op die wegen kostte daarom meer tijd. Het duurde daarom langer om van de ene plaats naar de andere te komen. Het hele leven was langzamer. We hadden daarom meer geduld. Dat moesten we ook wel hebben.
Tegenwoordig is alles veel sneller, veel directer. Men wil de toekomst als het ware inhalen. We hebben de versnellingen in ons lijf en onze geest opgenomen. Daarom is wachten steeds moeilijker op te brengen. Neen, wachten geen moderne houding..
Maar het blijft staan: sommige gebeurtenissen hebben nu eenmaal tijd nodig, Het stekje in de aarde.. De korrel in de voor. He kuiken en het puppie. Het kalfje in de stal. Die moet zijn tijd hebben om te groeien, maar die tijd hebben wij er niet meer voor over. Wij kunnen niet meer wachten. We voeren planten en dieren alle mogelijke groeimiddelen opdat ze sneller zullen groeien. Het moet zo snel mogelijk geld opbrengen. Dat komt de gezondheid van dier en mens niet ten goede. We willen de toekomst steeds dichter bij het heden halen. We willen het doel zo vlug mogelijk bereiken.

Wachten heeft namelijk altijd een doel. Ik wacht op de behandeling door de oogarts. Ik wacht op de uitslag van een onderzoek, op de uitslag van examen. Wachten is op een doel gericht. Maar dat doel ligt in de verte, in de toekomst. Er zit een tijd tussen het streven naar het doel en het bereiken van dat doel. Er zit tijd tussen de komst in de wachtkamer en de oproep van je naam dat je aan de beurt bent.

Advent
Ook in de kerk kennen we het wachten: de tijd van de advent. Wij wachten op de geboorte van Jezus Christus in onze geschiedenis. We wachten op de komst van Jezus Christus aan het einde van de tijden. We hebben deze beloften van Godswege. Prachtige beloften: “Ik zal onder jullie komen wonen. Als een goede herder. Ik zal jullie veilig leiden langs de goede weg. Ik zal aan alle oorlog en ellende een einde maken. Dan zal er rust en vrede zijn. Dan zul je leven, eeuwig leven in vrede.” Het gaat dus om de komst van God in mijn persoonlijk leven en om zijn komst in de hele schepping. Hij heeft ons beloofd dat Hij alles nieuw zal maken, een nieuwe aarde en een nieuwe hemel.
Maar die beloften zijn weinig concreet, heel vaag, mysterieus, onvoorstelbaar. Prachtige beloften maar wel onwaarschijnlijke . Zullen die ooit waar worden? Ik heb meer dan tachtig keer kerstmis gevierd, nu ben ik weer in de advent. Ik zing nog steeds dezelfde liederen. Steek nog steeds dezelfde kaarsen op. Steeds is het wachten! Steeds is het ’t wachten volhouden!
Hoe onwaarschijnlijker de beloften, hoe groter het geloof van de wachter moet zijn in hem die de beloften belooft. In dit geval is dat God zelf. We moeten er op vertrouwen dat God zijn belofte kan waarmaken, dat Hij zijn beloften kan en ook zal waarmaken. Daar gaan wij vast van uit. Daarom is ons wachten gelovig wachten.

Als je ooit ervaart wat tijd is, dan is het tijdens het wachten. Je wordt je dan van de tijd als tijd bewust. Je ervaart de duur van de minuten. Wat gaan we dan doen? Tijd verdrijven. Zo noemen we dat: tijdverdrijf. Daarom liggen in spreekkamers tijdschriften om de wachttijd aangenaam te maken
Er zijn er zitjes om gemakkelijker met elkaar in contact te komen. In de kerk zingen we wacht-liederen. Of beleven we de zalige stilte.

Maar als dit wachten langer duurt bestaat het gevaar dat je in dat tijdverdrijf het doel waarop je wacht uit het oog verliest. Dat het tijdverdrijf zelf alle aandacht opeist. Dat je het wachten opgeeft. Dat gevaar bestaat zeker in het religieuze, omdat hier de doelen waarop je wacht vager en mysterieuzer zijn. Daarom wordt er voortdurend in de liturgie gewaarschuwd om het verwachten niet op te geven. “Weest waakzaam, slaap niet in!” Jezus geeft een concreet voorbeeld: De vijf meisjes die op de bruidegom wachten, zijn het wachten beu. Ze verwaarlozen de voorraad van de olie voor het wachten. Daarom missen zij de komst van de bruidegom. Ze zitten dan helemaal in het donker…

Johannes verloor in de gevangenis ook zijn geduld. Hij had zich de figuur van de Messias heel anders voorgesteld. Als een bijl aan de wortel, als een wan om koren van het kaf te zuiveren. Maar Jezus is een en al barmhartigheid, vriendelijkheid, meeleven. Hij wordt nu onzeker of hij wel de goede had aangewezen. “Moeten we niet aan ander verwachten?”
Ook voor ons zal het eens anders zijn dan we denken. Maar het komt zeker, zegt de eerste lezing.
De steppen zullen bloeien. De lelies zullen pronken van blijdschap en juichen. De moedelozen richten zich weer op. De lamme zal opspringen als een hert en de tong van de stomme zal jubelen. Want de Heer komt, lang verwacht.
‘Heb geduld,’ zegt de tweede lezing, ‘tot de komst van de Heer, wees moedig! Het komt vast en zeker.’ Jezus Christus komt concreet in ons leven. Als een goede herder. Een bevrijder, verlosser. Als een vriend. Daarom vier ik voor de tachtigste keer advent..