Bidden

Overweging op de 27ste zondag door het jaar –

6 oktober 2019

Hab. 1,2-3; 2,2-4
2 Tim. 1,6-8.13-14
Lc. 17,5-10

Inleiding
Welkom in onze kapel, fijn dat u er bent om samen ons geloof te vieren. In de derde strofe van het openingslied hebben we gezongen:

‘Gij zijt onzichtbaar in onze ogen
en niemand heeft u ooit gezien.
Maar wij vermoeden en geloven
dat Gij ons draagt, dat gij ons dient.’

Dat het niet vanzelfsprekend is om dit vermoeden te geloven, komt vandaag duidelijk aan bod in de eerste lezing uit de profeet Habakuk. De profeet zal ons confronteren met ellende en onrecht en de vragen die dit oproept. De ellende van toen is ook de ellende van vandaag. En de vragen van toen zijn ook onze vragen.
Hoe bewaar je je geloof?

Dit is de vraag die in deze viering centraal staat. Heel in het bijzonder omdat het vandaag wereldmissiedag van de kinderen is. Wat hebben wij de jeugd te bieden? Of moeten we de vraag omkeren? Wat heeft de jeugd ons te bieden als het gaat om geloof in de toekomst?

Overweging
De eerste twee hoofdstukken uit het boek van de profeet Habakuk gaan over een hele directe dialoog tussen de profeet en God. Vandaag hebben we echter twee kleine stukjes gelezen uit deze twee hoofdstukken. De lezing van vandaag zou je kunnen vergelijken met de trailer van een film. Het betreft enkele highlights. Zonder het hele plot weg te geven, wordt in deze passages wel duidelijk dat het hier om een dialoog gaat. Habakuk is in vertwijfeling. Er spreekt wanhoop uit zijn woorden. Daarnaast is er God die geruststelt, die hoop geeft. Maar dit is de trailer, dit is niet het hele verhaal.

Ik maak niet vaak gebruik van de bijbel in gewone taal, maar voor het hele verhaal van de eerste twee hoofdstukken maak ik daar vandaag graag een uitzondering op omdat deze vertaling zo helder en duidelijk is. Het begin van het eerste hoofdstuk uit de bijbel in gewone taal klinkt als volgt:

‘Habakuk zei: Heer hoe lang moet ik nog om hulp roepen?
U luistert niet!
Er is zoveel geweld, ik schreeuw het uit.
U helpt niet!
Waarom moet ik zoveel ellende meemaken?
Uw volk heeft het moeilijk.
Er is overal onrecht, ruzie en onderdrukking.
Mensen doen verschrikkelijke dingen.
En u laat ze maar hun gang gaan!
Daarom trekken zij zich niets meer aan van uw wetten.
Het lijkt wel of er geen recht meer bestaat.
Misdadigers onderdrukken eerlijke mensen,
Zij bepalen de wet.’

Het is alsof je een column uit een van de grote dagbladen leest. Er is sprake van moord en doodslag ruzie en onderdrukking. De onderwereld regeert de bovenwereld. De woorden van wanhoop van de profeet kunnen onze woorden zijn.

Na deze vragen van Habakuk, komt God aan het woord. Tot overmaat van ramp deelt God in het vervolg van het eerste hoofdstuk aan de profeet mee dat er nog een grote ramp gaat gebeuren.  God spreekt een onheilsprofetie uit. Het kwaad heet in deze profetie ‘de Babyloniërs’. Ook onheilsprofetieën zijn ons bekend. We kunnen de kranten niet openslaan, het nieuws aanzetten of we worden gewaarschuwd voor alle ellende die op ons afkomt in de vorm van terreur van mensen en in de vorm van het klimaat dat voor ons een gevaar is geworden door ons eigen handelen. Je zou er toch wanhopig van worden.

In het boek van de profeet Habakuk gaat de profeet na de onheilsprofetie weer in gesprek met God. Hij legt God het volgende voor:

‘Heer U kunt geen kwaad verdragen,
U vindt het verschrikkelijk om onrecht te zien.
Waarom doet u dan niets tegen het geweld?
Waarom laat u de Babyloniërs hun gang gaan?
Waarom zwijgt u als zij eerlijke mensen doden?’

Na al deze indringende vragen komt pas de passage uit het tweede hoofdstuk dat we zojuist in de eerste lezing gehoord hebben, waarin gesproken wordt over een visioen, een teken van hoop.

Wanhoop tegenover hoop. Ik moest hierbij denken aan de wapenspreuk van onze priorij: ‘Serva fidem’: bewaar je geloof ofwel bewaar je vertrouwen.

Door de link naar onze priorij dacht ik ook automatisch aan onze gracht. Tot nog maar kortgeleden stond de gracht kurkdroog. Het bijzondere was dat de bronvijver, tegenover de vlaggenmast, al die tijd vol water was. De bron was gevuld, maar de gracht stond droog. Dit is misschien wel een mooi beeld hoe het vaak met ons is gesteld. We hebben als christenen een enorme rijke bron waar we ons aan kunnen laven. Maar toch kunnen we ons regelmatig opgedroogd voelen, waarbij we dorsten van verlangen naar die wereld van vrede en gerechtigheid.

Hoe voorkomen we dat we lamgeslagen worden, dat we de hoop opgeven, dat we niet meer geloven dat het anders kan? Juist in deze maand oktober ‘Wereld missiemaand’ en juist vandaag in het bijzonder vanwege het feit dat het ‘Wereldmissiedag van de kinderen’ is, worden we misschien op een spoor gezet. Een spoor dat een begaanbare weg kan blijken te zijn in de richting van een leefbare toekomst voor iedereen.

Ik zou het woord ‘missie’ in het kader van deze overdenking graag inzetten op de wijze zoals het bij heel veel organisaties gangbaar is. Elk zich een beetje respecterende organisatie heeft een missie en een visie. Een missie is een krachtige omschrijving in enkele kernwoorden vervat. Deze missie wordt verder uitgewerkt in een visie. Hiermee wil een organisatie haar doelen, haar richting voor de toekomst verwoorden. Op basis hiervan kan een meer-jaren-bedrijfsplan worden geschreven. Zou onze wapenspreuk een basis voor een missie kunnen zijn? Bewaar je geloof / bewaar je vertrouwen. Is vertrouwen, geloven, een kernwoord voor een missie? Welke visie zou daar dan bij horen? Kan dit een basis voor een bedrijfsplan zijn?

Vertrouwen is een krachtig woord. Het is de basis voor elke gezonde menselijke interactie.

Vertrouwen kun je niet pakken, je kunt het niet nemen. Vertrouwen kun je alleen maar geven. En vertrouwen kun je krijgen. Het zijn jouw eigen daden, het is jouw eigen handelen op grond waarvan je dit vertrouwen kan krijgen. Het zijn de daden van de ander op grond waarvan je vertrouwen kunt geven.

Pas als er vertrouwen is, kan er openheid ontstaan voor een echte dialoog. Als er vertrouwen is kun je de openheid ervaren om je twijfels toe te laten. Want juist twijfel zorgt voor openheid. Als je zeker weet, heb je geen vragen. Bij twijfel in een sfeer van vertrouwen voel je de ruimte om vragen te stellen. En daar waar de vraag gesteld kan worden is het fijn om samen op zoek te gaan naar mogelijke antwoorden. Dit klinkt als een begaanbare weg voor de toekomst.

In het tweede hoofdstuk van Habakuk is sprake van een visioen van hoop voor de toekomst. Is er ook in onze tijd een teken van hoop? Mogelijk is er een teken te zien in de vele jongeren die de straat op gaan om te protesteren tegen de wijze waarop we met onze wereld omgaan. Zij zien de ellende en komen in actie. Niet op basis van een economisch belang, maar gewoon omdat ze een toekomst willen hier op deze aarde; een leefbare aarde.

Zijn wij bereid om te vertrouwen op de jeugd? Zijn wij bereid om te luisteren naar de indringende vragen die ons gesteld worden door deze jongeren? Hebben we de openheid om ons eigen gelijk opzij te zetten, om onze zekerheden los te durven laten om in alle openheid te luisteren? Want zijn het niet juist de jongeren die ons op een heel indringende manier een onheilsprofetie voorhouden? En zijn het ook niet de jongeren die tegelijk ook een visioen met ons delen, dat het anders kan. Delen zij daarmee met ons een missie en een visie op basis van geloof in de toekomst, op basis van vertrouwen in elkaar dat er een weg is die we samen kunnen gaan; een begaanbare weg?

Voor ons als kerkgemeenschap voor ons als gelovigen is er nog een extra op die begaanbare weg. In onze zoektocht naar bronnen van het goede leven, hébben we tegelijkertijd ook een bron waaraan we ons kunnen laven. We mogen vertrouwen op de aanwezigheid van de Geest die in ons werkt. Die ons helpt op het spoor te blijven van onze grote inspirator Jezus in wie wij messias herkennen. Jezus die ons woorden geeft die Hij zelf ook ten volle geleefd en doorleeft heeft. Dwars door al onze vertwijfeling in tijden van grote geestelijke droogte, ook al zien we het soms helemaal niet, mogen we vertrouwen op de kracht van onze God die ons zegt: “Geloof me, ik ben er.”

Al is het geloof maar als een mosterdzaadje zo klein; Dit geloof, dit vertrouwen, kan het verschil maken. Ben er zuinig op. Bewaar je geloof. Bewaar je vertrouwen.

Serva Fidem.

Rob Tanke